“Ik vraag de strijdende partijen nogmaals om deze oorlog, die zo schadelijk is voor de mensen en de toekomst van het land, te stoppen. Laten we bidden dat er snel wegen naar vrede worden gevonden, zodat we kunnen bouwen aan de toekomst van het lieve Soedan”, pleitte paus Franciscus tijdens het Angelus op 18 februari.
Sinds 15 april 2023 wordt er hevig gevochten tussen het Soedanese leger onder leiding van de huidige overgangspresident, generaal Abdel Fattah al-Burhan, en de Rapid Support Forces (RSF). Deze paramilitaire groep staat onder leiding van de vicepresident, generaal Mohammed Hamdan Dagalo, ook bekend onder de schuilnaam Hemedti.
Strijd om bezittingen
Deze twee hoofdrolspelers hadden samen de overgangsregering omver geworpen die was ingesteld na de afzetting van dictator Omar al-Bashir in 2019. Onmiddellijk daarna kregen ze echter ruzie over de integratie van de RSF in het reguliere leger en de verdeling van de rijkdommen van het land. Soedan is de op twee na grootste goudproducent van Afrika en Hemedti bezit verschillende goudmijnen in het noorden van het land. Al-Burhan daarentegen heeft banden met het leger, dat veel gebouwen en verschillende bedrijven bezit die het niet graag overdraagt aan een burgerregering die het niet controleert.
Aangezien geen van beide strijdende partijen zich terugtrekt, ziet de toekomst er somber uit. De “oorlog van de generaals” leidt tot de langzame dood van de Soedanese bevolking. De laatste officiële cijfers laten meer dan 13.900 doden zien en 8,1 miljoen ontheemden. Daarvan bevinden er zich ongeveer 1,8 miljoen buiten het land.
Conflict lijkt vergeten
“Gezien de intensiteit van deze oorlog vragen veel lokale mensen zich af hoe de twee partijen na een jaar vechten over zoveel wapens kunnen beschikken en wie hen dus financiert,” zegt Kinga Schierstaedt, projectcoördinator voor Kerk in Nood (ACN) in Soedan. De bevolking sterft van honger en dorst, terwijl het conflict door een groot deel van de internationale gemeenschap vergeten lijkt te zijn.
De lokale Kerk krimpt ondertussen. “Voor de oorlog vertegenwoordigden christenen 5% van de bevolking. Ze werd echter getolereerd en kon enkele ziekenhuizen en scholen runnen – ook al mocht ze het geloof niet openlijk verkondigen,” legt Kinga Schierstadt uit. De val van Omar al-Bashir bracht bepaalde verbeteringen op het gebied van godsdienstvrijheid, en straffen volgens de sharia werden afgeschaft. “Het was in deze fase dat Kerk in Nood een hostie-machine voor het bisdom El Obeid kon financieren en helpen importeren. Dat zou in voorgaande jaren onmogelijk zijn geweest”, vervolgt Kinga Schierstaedt. Maar deze nieuwe vrijheid was van korte duur.
Kerk veilige haven
Hoewel een minderheid, is de Kerk altijd een “veilige haven” geweest voor de bevolking. Veel mensen vluchtten aan het begin van de oorlog naar de kerken. Nu zijn deze toevluchtsoorden zelf ook kwetsbaar geworden. Veel missionarissen en religieuze gemeenschappen hebben het land moeten verlaten. Parochies, scholen en zelfs ziekenhuizen hebben hun activiteiten moeten staken. Het voorbereidend seminarie van Khartoem, waar studenten zich een jaar lang voorbereiden op hun priesteropleiding, heeft zijn deuren moeten sluiten. Gelukkig konden sommige seminaristen die wisten te vluchten, hun vorming voortzetten in het bisdom Malakal in het buurland Zuid-Sudan.
Aartsbisschop Michael Didi van Khartoem was in Port Sudan, aan de Rode Zee, toen de oorlog uitbrak. Hij kon niet naar zijn stad terugkeren. En bisschop Tombe Trile van het bisdom El Obeid moest zijn intrek nemen in de kathedraal, omdat zijn huis gedeeltelijk verwoest was. Veel christenen zijn te voet of via de Nijl gevlucht en hebben zich gevestigd in vluchtelingenkampen waar overleven een dagelijkse strijd is. Vandaag de dag wordt het voortbestaan van de Kerk in Soedan in twijfel getrokken.
Hoop in de duisternis
Volgens één van ACN’s projectpartners is er echter nog hoop te midden van de duisternis. “Hoewel het waar is dat de oorlog voortduurt, kan deze het leven niet doven. In Port Sudan zijn tijdens de Paasnacht zestien nieuwe christenen gedoopt en in Kosti zijn 34 volwassenen bevestigd!”
De Kerk blijft ook zeer actief in Zuid-Soedan, waar ze vluchtelingen uit haar noordelijke buurland helpt. Dankzij de vrijgevigheid van weldoeners van Kerk in Nood kunnen seminaristen in Zuid-Soedan hun vorming voortzetten. Beide landen delen overigens niet alleen een grens, maar ook dezelfde bisschoppenconferentie. Schierstadt: “Ik was verbaasd om te zien in welke mate priesters die zelf vluchtelingen zijn, hun energie gebruiken om catechese te geven in hun nieuwe parochie en andere vluchtelingen ondersteunen. De Kerk in Zuid-Soedan helpt Soedanese christenen zich voor te bereiden op de vrede van morgen.”