fbpx

Pakistan: “Slachtoffers van blasfemie bedreigd en vermoord”

dinsdag, 31 augustus 2021
Nieuws
In Pakistan geeft Kerk in Nood een stem aan de slachtoffers van blasfemie. In dit Aziatische land lijden religieuze minderheden onder een drievoudige druk: de staat, islamistische extremistische groeperingen en een onder de bevolking heersend gevoel van etnisch-religieuze suprematie. Priester Emmanuel Yousaf, projectpartner van Kerk in Nood en directeur van de Katholieke Commissie voor Gerechtigheid en Vrede (CCJP), licht de situatie van de slachtoffers toe.

Door Maria Lozano

Kerk in Nood: Hoeveel zaken van beschuldiging van blasfemie worden verdedigd door de CCJP?

Pater Emmanuel Yousaf: De CCJP behandelt momenteel twaalf zaken van beschuldigden van godslastering: negen in Punjab en drie in Sindh.  Van de in totaal 12 zaken zijn 11 slachtoffers christen en 1 is hindoe.

Deze zaken zijn niet alleen een vreselijk drama voor de slachtoffers, maar voor de hele familie. Ik denk dat we ons dat in het Westen niet kunnen voorstellen…. Kunt u uitleggen wat de gevolgen zijn van deze valse beschuldigingen?

Wanneer een persoon vals wordt beschuldigd, beperkt dit zich niet alleen tot het slachtoffer zelf of de familie. De hele plaats en buurt wordt erdoor getroffen. Zelfs hun huizen en kerken worden aangevallen en in brand gestoken. Bij het incident in Shanti Nagar, een christelijk dorp in de stad Khanewal, werd het hele dorp aangevallen als gevolg van één vals beschuldigde persoon, Baba Raji. En er werden zeven mensen levend verbrand in Gojra, een stad in de buurt van Faisalabad. Joseph Colony, een dorp aan de rand van de stad Lahore, werd aangevallen door een grote menigte, waarbij meer dan 150 huizen in brand werden gestoken, waaronder dat van Sawan Masih, een valselijk beschuldigde schoonmaker. En we zijn getuige geweest veel meer gevallen. Zelfs als is vastgesteld dat een slachtoffer vals is beschuldigd, zelfs na te zijn vrijgesproken, kan deze niet naar haar of zijn buurt of zelfs naar haar of zijn geboorteplaats terugkeren. Het leven van deze slachtoffers wordt voor altijd bedreigd, en velen zijn vermoord.

Eind april heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen over de wetgeving inzake godslastering in Pakistan. Hoe belangrijk is deze resolutie voor de religieuze minderheden in het land? Is zij ook belangrijk voor christenen?

Deze resolutie is op zich van belang en van groot belang voor de rechten van religieuze minderheden in Pakistan, in het bijzonder de christelijke gemeenschap. De aanklacht wegens godslastering treft in 52% van de gevallen van religieuze minderheden en in 14,5% van de gevallen Christenen. En dat terwijl de christelijke gemeenschap slechts 1,27% van de bevolking vertegenwoordigt. Het aantal  is verhoudingsgewijs dus zeer hoog.

De resolutie is ook relevant uit hoofde van andere clausules, 5, 6, 7, 14, 16 en 18, die in de verklaring worden genoemd, aangezien deze rechtstreeks verband houden met godsdienstvrijheid en het gerechtelijk en wetgevingssysteem van de Pakistaanse staten.

In de resolutie wordt melding gemaakt van een alarmerende toename van het aantal beschuldigingen van godslastering in Pakistan in het afgelopen jaar, zowel online als offline. Komt dit overeen met uw ervaring als directeur van de Katholieke Commissie voor Gerechtigheid en Vrede (CCJP)?

Ja, op basis van onze ervaring met gedocumenteerde gegevens over blasfemiezaken sinds 1987 zijn we de afgelopen jaren getuige geweest van een alarmerende toename van beschuldigingen van blasfemie, vooral na de toename van het gebruik van sociale media zoals Facebook, Twitter en WhatsApp.

Wat zijn volgens u de oorzaken van deze toename? 

Tijdens de pandemie hebben we een toename van deze zaken gezien, waarbij geprofiteerd werd van het feit dat de pandemie hindernissen veroorzaakte bij het feitenonderzoek en ook het gerechtelijk onderzoek en de rechtszaken vertraging opliepen. Een ander punt van zorg is dat de meeste zaken in het verleden op het platteland plaatsvonden, waar iemand een ander van godslastering beschuldigde om een persoonlijke rekening te vereffenen of land of eigendom te bemachtigen. Nu zien we echter een toename in stedelijke gebieden, waar aanklachten worden ingediend tegen hoogopgeleide mensen in de samenleving, zoals studenten, verpleegkundigen, artsen en in andere beroepsgroepen. Dit is een reden tot bezorgdheid omdat het erop wijst dat de religieuze radicalisering toeneemt en dat de meerderheid dus meer vastbesloten is om anderen te dwingen zich te bekeren of hun ideologie te onderschrijven. Wanneer zij weigeren dit te doen, worden zij valselijk beschuldigd van blasfemie.

De woordvoerder van het Pakistaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, Zahid Chaudhri, verklaarde in reactie op de EU-resolutie voor de Pakistaanse minderheden: “Het discours in het Europees Parlement weerspiegelt een gebrek aan begrip van de wetgeving inzake godslastering en de daarmee samenhangende religieuze gevoeligheden in Pakistan – en in de moslimwereld in ruimere zin.” Wat is uw mening? Waarnaar verwijst de zinsnede “in de context van de godslasteringswetten”?

Pakistan is een land met een Moslim meerderheid en 96,47 % van de inwoners is Moslim. Daarom heerst in dit land de opvatting dat deze wetten niet door de mens zijn gemaakt maar goddelijk zijn en daarom dus niet kunnen worden veranderd en zelfs niet kunnen worden ingetrokken.

Zahid Chaudhri, woordvoerder van het Pakistaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, heeft tot op zekere hoogte gelijk als hij stelt dat de samenleving als geheel in de afgelopen tien jaar op religieus vlak is geradicaliseerd. Het is daardoor bijna onmogelijk geworden om de intrekking van de wet te eisen. Dit heeft het denken en de ideologie ‘gestold.’

Daarom heeft de CCJP zich als organisatie altijd ingezet om de regering te vragen om te voorkomen dat mensen misbruik maken van deze wet en heeft zij ook aanbevelingen gedaan. Bovendien vraagt CCJP niet om intrekking van de wet, maar om procedurele wijzigingen van de wet. In zijn verklaring spreekt deheer Chaudhri vanuit de context van het geloof van de meerderheidsgemeenschap in het Heilige Boek, de eenheid van Allah, het definitieve karakter van Profeet Mohammed (VzmH) en het feit dat de Islam boven alles de superieure godsdienst is. In de loop der jaren hebben de diensten en de sociale structuur, als gevolg van een bevooroordeeld onderwijssysteem en leerplan, de gedachte en de ideologie versterkt dat er in dit land alleen plaats is voor de Islam.

U bent zeer betrokken bij de verdediging van de rechten van de minderheden. Volgens de grondwet genieten zij dezelfde bescherming als Moslims. Wat is uw ervaring in de praktijk? Bieden de gerechtelijke en administratieve mechanismen minderheden dezelfde kansen en mogelijkheden?

Ja, de CCJP-commissie zet zich sinds 1987 in voor de verdediging van de rechten van minderheden. Wij hebben onze stem verheven om de Pakistaanse staat te verzoeken zich te houden aan de artikelen 9, 20, 25 en 36 van de Pakistaanse grondwet, artikel 18 (I & II) van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens spreekt over het waarborgen van bescherming, godsdienstvrijheid en het geven van gelijke rechten aan religieuze minderheden. Hoewel de staat zegt dat wij ons aan de internationale wetten houden, blijkt uit mijn eigen persoonlijke ervaring dat de minderheden rechten worden ontzegd die door de wet worden gewaarborgd.

In Pakistan worden de rechten van religieuze minderheden niet beschermd en de tegenstrijdigheid blijft bestaan. Artikel 41 van de grondwet bepaalt bijvoorbeeld dat de president een moslimburger van Pakistan moet zijn. Hoewel dit slechts één van de hoogste posities in het land betreft, is de invloed ervan zichtbaar in alle prestigieuze en strategische posities in elk departement. Het gevolg is dat zelden een lid van een minderheid wordt benoemd op dergelijke machtsposities, of het nu gaat om de rechterlijke macht, de strijdkrachten of zelfs, tot op zekere hoogte, in het bestuur van Pakistan.

De resolutie is een eerste stap, aangezien het slechts een aanbeveling aan de lidstaten van de EU betreft. Wat verwacht u verder van de internationale gemeenschap en de EU?

Ja, de resolutie is belangrijk en we willen de internationale gemeenschap vragen om zich met de regering in te laten en druk op haar uit te oefenen om de bescherming van religieuze minderheden te waarborgen en te verzekeren. Voorts willen wij er bij de internationale gemeenschap op aandringen Pakistan te helpen bij het bevorderen van tolerantie door middel van onderwijs, capaciteitsopbouw door justitiële en politie-opleiding en hervormingen voor stabiele economische omstandigheden, aangezien in een economisch sterke samenleving waarin iedereen gelijk wordt behandeld, minder van dergelijke problemen zullen bestaan.

De katholiek Kerk in Pakistan geeft noodlijdende Christenen juridische bijstand, regelt ‘safe houses’ en verzorgt cursussen om mensen bewust te maken van hun rechten en waardigheid als kinderen van God. Geeft u daarvoor een bijdrage? Maak dan uw gift over op onze speciale actiepagina.