In het voorjaar van 2021 werd pastoor Bako Francis Awesuh (37) uit de deelstaat Kaduna meer dan een maand lang gevangen gehouden door islamitische Fulani herders. Zij worden beschuldigd van dodelijke aanvallen op christelijke boeren in de zogeheten Middle Belt in Nigeria. De priester van de St. Johannes Paulus II parochie in Gadanaji vertelt zijn verhaal.
Geweerschoten in de nacht
“Het gebeurde op 16 mei, om precies 23.00 uur. Ik hoorde geweerschoten en zette snel de televisie uit. Toen ik het licht uitdeed, zag ik schaduwen en hoorde voetstappen. Ik opende voorzichtig het gordijn om te zien wat er aan de hand was. Ik zag vijf stevige Fulani herders die goed bewapend waren. Ik herkende ze aan hun kleding en aan de manier waarop ze spraken. Ik stond daar verward, niet wetend wat te doen, want ik voelde me volledig verloren. Er werd op de deur geklopt. Mijn benen werden koud en mijn lichaam stijf. Ik zweette overvloedig. Ze bleven kloppen, maar bang als ik was, weigerde ik de deur te openen. Ze braken de deur open en drongen zichzelf naar binnen. Een van de mannen duwde me op de grond, bond me vast en geselde me genadeloos, terwijl hij zei ka ki ka bude mana kofa da tsori [“Je wordt gemarteld omdat je ons zo lang buiten hebt laten staan en weigerde de deur te openen toen we klopten”]. Ze kleedden me uit tot op mijn onderbroek.”
Kamp in het bos
“Samen met tien van mijn parochianen werd ik ontvoerd. We hebben drie dagen door de wildernis getrokken, zonder voedsel of water, en we kregen alleen mango’s te eten. We waren hongerig, moe en zwak en onze benen deden veel pijn en onze voeten waren gezwollen omdat we op blote voeten liepen. De tweede en derde dag regende het, maar we moesten verder.”
“Op de derde dag kwamen we aan bij een kamp diep in het bos. In dat kamp was een kleine hut waar ze ons vasthielden. Bij aankomst kregen we rijst met olie en zout, zoals gevangenen. Dat was onze voedselroutine gedurende ons verblijf in de bush. De vrouwen die samen met mij ontvoerd waren, kookten. We brachten een maand en vijf dagen in de bush door. We mochten niet baden tijdens onze gevangenschap. We moesten plassen en poepen in de hut. We stonken naar dode lichamen en de hut rook als een mortuarium.”
Redders doodgeschoten
“We werden gemarteld en met de dood bedreigd als er geen losgeld van 50 miljoen naira (ongeveer 120.000 dollar) werd betaald. Er werd een oproep gedaan aan onze families om het losgeld te betalen in ruil voor ons levens. Onze families pleitten en onderhandelden met onze ontvoerders, totdat ze uiteindelijk de som van 7 miljoen naira (17.000 dollar) accepteerden. Ondertussen hadden enkele van mijn parochianen geprobeerd om ons te redden van de ontvoerders. Drie mensen verloren daarbij het leven: Jeremiah Madaki, Everest Yero, onze parochie secretaris, en een oudere man. Ze hadden ons opgespoord.”
“O, wat een verdriet om te zien hoe drie van mijn parochianen in koelen bloede werden doodgeschoten, vlak voor mijn ogen, en ik kon niets doen. Het was erg pijnlijk! Op dat moment voelde ik me hulpeloos, hopeloos, nutteloos en rusteloos! Ik verlangde er dringend naar dat de dood mij zou grijpen, terwijl de scène van de moorden zich in mijn hoofd bleef afspelen. Ik kon niet bidden door de shock waarin ik verkeerde. Telkens als ik mijn mond opendeed om te bidden, raakte ik in de war. Alles wat ik kon zeggen was ‘Heer, heb genade’.”
“Uiteindelijk waren onze families in staat om het losgeld te betalen, en tot grote eer van Gods naam werden we vrijgelaten en kwamen we er levend uit. Ik ontsnapte ternauwernood aan de dood. Ik weet van zoveel priesters die voor en na mij zijn ontvoerd, dat zij zijn vermoord zelfs nadat losgeld was betaald.
Ondergedoken
“Daarna was ik getraumatiseerd en heb ik counseling gehad; ik heb ook enige tijd in het ziekenhuis gelegen. Vandaag ben ik nog steeds ondergedoken, om veiligheidsredenen, en om volledig te herstellen. De liefde die ik heb ontvangen en ervaren van mijn familie, vrienden en vooral de Kerk, was enorm. Fulani-aanvallen zijn heel gewoon geworden in de staat Kaduna. Ik doe daarom een beroep op de internationale gemeenschap om ons alsjeblieft te hulp te schieten.”