Aan de vooravond van de herdenkingen van de eerste verjaardag van de ontploffing in de haven van Beiroet, die op 4 augustus 2020 om precies 18.07 uur de haven en de christelijke wijken van de Libanese hoofdstad – met name Gemmayzé, Mar Mikhaël, la Quarantaine, Achrafieh, Bourj Hammoud – verwoestte, zweeft het Libanese volk tussen opstand en fatalisme. Woensdag 4 augustus is door de Libanese ministerraad uitgeroepen tot een dag van nationale rouw. Alle werkzaamheden van de overheidsadministraties en -instellingen zullen worden stilgelegd. Een grote menigten zich zullen verzamelen in de haven van Beiroet voor een plechtigheid die zal worden voorgezeten door de maronitische patriarch Béchara Raï. De ramp kostte het leven aan meer dan 200 mensen. Zeker 6500 mensen raakten gewond.
Het volk wordt sinds oktober 2019 geraakt door een diepe crisis, veroorzaakt door de endemische corruptie, een vervallen openbare infrastructuur en ziekenhuizen die op instorten staan door de aanhoudende Covid-19-pandemie. Nog steeds is er geen licht aan het eind van de tunnel. Een groot deel van het verplegend personeel is naar het buitenland vertrokken. Veel artsen zijn vertrokken of willen vertrekken. Ook de onderwijzers van katholieke scholen, die niet meer genoeg verdienen om hun gezinnen te voeden, nemen ontslag en hopen te kunnen emigreren. Eind vorig jaar waren bij de ambassades van de EU-landen, Canada en de Verenigde Staten meer dan 380.000 aanvragen voor emigratiepapieren ingediend… De toekomst van het land ziet er inderdaad somber uit!
Meerderheid in armoede
Meer dan 50% van de bevolking leeft nu onder de armoedegrens. Op de school van de Heilige Familie in Jounieh, op ruim 20 km van Beiroet, vertrouwt zuster Eva Abou Nassar, de administratieve directrice van de school, ons toe dat zij in juni en juli al twintig leerkrachten heeft verloren. “De meesten van hen willen emigreren, omdat ze gewoon niet meer kunnen rondkomen. Hun koopkracht is drastisch gedaald. Terwijl vóór de crisis een startsalaris van 1.525 miljoen Libanese ponden (LL) ruwweg overeenkwam met 1000 Amerikaanse dollars, is dat met de ineenstorting van het Libanese pond nu niet meer waard dan 75 of 80 Amerikaanse dollars. Een ervaren leraar verdient het dubbele, maar dat is nog steeds veel te weinig. Terwijl vóór de crisis een dollar 1500 Libanese ponden waard was, wordt hij nu op de parallelle markt ingewisseld voor 18.500 LL.”
Omdat Libanon bijna alles moet importeren, moet alles in dollars worden betaald. “Een blikje babymelk – en je hebt er twee per week nodig – kost 250.000 Libanese ponden. En een generator huren (want de openbare elektriciteitsvoorziening werkt maar twee tot vier uur per dag) kost 600.000 LL per maand – terwijl het minimumloon slechts 675.000 is. Een reserveonderdeel voor je auto kopen kost je tussen de twee en vier maanden salaris… Sommige gezinnen hier in Jounieh, een stad die over het algemeen niet als arm wordt beschouwd, gaan zelfs ‘s morgens vroeg naar buiten om voedsel uit de vuilnisbakken te scharrelen, om niet gezien te worden!”
Namen “martelaren” op muren gekrast
Op de muur langs de weg die langs de haven loopt, staan de namen gekrast van de “martelaren” die door de explosie zijn omgekomen. Foto’s van kinderen vervagen al door het verstrijken van de tijd. Voor de ruïnes van de reusachtige graansilo’s die werden verwoest door de explosie van ongeveer 2750 ton ammoniumnitraat staat nu een immens beeldhouwwerk van verwrongen metaal, een menselijke vorm met een metalen duif aan het uiteinde van een uitgestrekte arm. “Het is opgericht door de demonstranten van de ‘thawra’ – de revolutie – die al sinds oktober 2019 protesteren tegen de regering. Dat het ammoniumnitraat sinds 2014 zonder behoorlijk toezicht in een hangar was opgeslagen was een daad van grove onverantwoordelijkheid van de autoriteiten. Zij blijven de verantwoordelijkheid echter ontkennen en geven elkaar de schuld. “De mensen pikken het gewoon niet meer van van het politieke establishment dat deze de buit onderling verdeelt zonder zich te bekommeren om de noden van het volk…”, legt advocaat Wajih Raad uit. De broer van pater Samih Raad, die vertegenwoordigers van Kerk in Nood rondleidt door de straten van de wijk Gemmayzé, laat de vele littekens zien van die noodlottige 4 augustus 2020.
Veel winkels zijn gesloten, restaurants die ooit de straten omzoomden, zijn bijna allemaal gesloten. De wijk lijkt dood – niet meer zoals vroeger in de jaren voor de crisis. “De sfeer is diep pessimistisch; mensen zouden graag weg willen kunnen, maar hoe?” Wajih wil, tegen alle verwachtingen in, optimistisch blijven: “Het gaat een paar jaar duren, maar we komen er wel overheen!” Anderen zijn sceptischer. In de wijk Mar Mikhaël, waar het imposante hoofdkantoor staat van de Libanese elektriciteitsmaatschappij, een vervallen gebouw waarvan de lege ramen wijd openstaan, is een grote muurschildering gemaakt met de woorden: “Wat heeft de toekomst voor ons in petto?”
Gist van de samenleving
Dankzij de hulp van donateurs van Kerk in Nood (ACN), blijft de hoop levend. In 2020 werd 2.738.000 euro geïnvesteerd in de wederopbouw van pastorale infrastructuur die door de explosie is verwoest, en nog eens 2.250, 999 euro in noodhulp. Samen met projecten voor pastorale ondersteuning, vervoer en basisbestaansmiddelen – is voor een totaal van bijna 5.439.000 euro besteed. Het lijkt een druppel op een gloeiende plaat. Maar niets is minder, vertelt pater Père Raymond Abdo, provinciaal van de Orde van de Ongeschoeide Karmelieten in Libanon, die Kerk in Nood welkom heet in het klooster van Onze Lieve Vrouw van de Berg Karmel in Hazmieh, een van de voorsteden van Beiroet. “Paus Franciscus heeft ons hoop gegeven dat we deze crisis het hoofd kunnen bieden, met zijn oproep aan de universele Kerk om ons niet ten onder te laten gaan. De paus laat de Kerk in Libanon niet in de steek! We herwinnen een zekere mate van vertrouwen, ondanks alle moeilijkheden. Waarom zouden we bang zijn voor anderen als we vertrouwen hebben in Jezus Christus? Het gist mag dan klein zijn in hoeveelheid, maar het kan het hele brood doen rijzen!”