Nawab werkt sinds 2008 in een ziekenhuis in Karachi, waar ze als christen al het nodige meemaakte qua discriminatie. Op 3 augustus van dit jaar, werd ze in elkaar geslagen door collega’s. “Ik ging naar beneden aan het einde van mijn dienst en trof Ambreen en Alia, twee collega’s die me opwachtten. Ze begonnen me meteen te slaan, gooiden me op de grond, schopten tegen mijn rug en trokken aan mijn haren. Ze stopten alleen omdat een andere dienstdoende verpleegkundige tussenbeide kwam”, vertelt de Pakistaanse.
“Ze waren me achterna gekomen omdat ik bezwaar had gemaakt tegen de behandeling van een tweedejaars student verpleegkunde, een christelijk meisje genaamd Mishal. Toen ik hen vertelde dat ze haar niet moesten pesten, vroegen ze me waarom ik me met iemand op hun afdeling bemoeide. Ze vertelden me dat zij hun verantwoordelijkheid was.” Meer dan een maand later is er weinig gebeurd. Haar collega’s hebben niet toegegeven dat haar tussenkomst de oorzaak was van de mishandeling – noch zijn ze gedisciplineerd door het ziekenhuismanagement, ondanks het feit dat Nawab een formele klacht heeft ingediend bij zowel haar werkgever als bij de politie.
"Ik houd van Pakistan. Mijn familie is hier en ik heb een goede, respectabele baan. Maar voor christenen is het niet veilig. Meldingen van discriminatie en gedwongen bekeringen zijn alleen maar toegenomen en ik vrees gestraft te worden om mijn geloof. Ik vrees dat mijn kinderen in gevaar zijn. Ik vertel ze altijd: ga nergens alleen naartoe. We kunnen niet vrijelijk naar de kerk. De weg naar St. Jude’s, onze plaatselijke kerk, wordt omgeven door mensen die ons uitdagen, zelfs volgen. In eigen huis bidden is ook bijna onmogelijk: om geld te besparen, wonen we in het ziekenhuis, waar onze gebeden als een verstoring worden beschouwd. Er was ooit zelfs een poging tot verkrachting in het ziekenhuis, waarbij een jonge moslim man een christelijke vrouw aanviel. We moeten voorzichtig zijn.”
Toch is de Pakistaanse niet bang. “Ik weet dat God aan mijn zijde staat en ik word getroost door Zijn aanwezigheid. Ik heb de Bijbel op mijn telefoon en ik lees deze als ik bang ben, vooral Psalmen 23 en 121. En ik bid voortdurend. Ik bid voor vrede in Pakistan en dat het Westen ons zal beschermen tegen de voortdurende schending van de mensenrechten. Ik bid dat de machthebbers hun middelen verstandig zullen gebruiken. Ik bid dat mijn kinderen een lang, vol leven zullen leiden.’
Vorig jaar ondersteunde Kerk in Nood meer dan 60 projecten in Pakistan, waaronder de bouw van kerken en de vorming van zusters en andere religieuzen.