Ze wonen ver van de steden en kunnen zich alleen maar voorstellen waar de lelijke grijze stenen die ze uit de grond halen eigenlijk voor dienen. Toch gaan de mannen van Nzibira elke dag naar ze op zoek in de heuvels van Oost-Congo.
De mijnwerkers werken met primitief gereedschap, kleine pikhouwelen en schoppen met geschaafde bladen, zodat ze die in de smalle mijngangen kunnen gebruiken. Hun helmlampen geven weinig licht – batterijen zijn duur – en de tropische vochtigheid is genadeloos als ze ondergronds zijn. Zonder metaaldetectoren graven ze op intuïtie. “Uiteindelijk weet je waar je moet zoeken, maar het is geen exacte wetenschap”, vertelt een van de ervaren mijnwerkers aan Kerk in Nood (ACN) tijdens een recent bezoek aan het land.
Wanneer een slag met het houweel een goudklomp aan het licht brengt, gonst er geroezemoes door de galerijen. “We hebben wat gevonden! We hebben het gevonden”, is te horen, hoewel het niet duidelijk is wie het precies heeft gevonden. Het vergt veel oefening om op een plek als deze te leren navigeren.
“We hebben een klomp gevonden!”
Wanneer de nu beroemde “klomp” in het licht wordt gebracht, ziet hij er niet erg bijzonder uit. Het is een bruine, aardachtige steen, ingelegd met wat donkerder materiaal. Dit is wolframiet, een mineraal dat rijk is aan wolfraam.
Het mineraal wordt vervoerd in plastic flessen met afgeknipte doppen en toevertrouwd aan de vrouwen van de gemeenschap, de “twangaisas”, wat “de slijpers” betekent. Uitgerust met stenen en hamers vermalen ze het mineraal tot stof en zeven het op de bodem van een bassin, net als de goudzoekers uit lang vervlogen tijden. Wolfraam is erg zwaar, dus zinkt het naar de bodem van de bak en wordt het gescheiden van de onzuiverheden. Sommige van de twangaisas zijn erg oud, maar toch werken ze de hele dag, met gebogen ruggen, terwijl ze het mineraal tussen de rotsen slaan en vermalen.
Iedereen in de gemeenschap werkt voor de mijn, van de kinderen tot de ouderen. Sommigen graven, anderen scheiden, in de hoop een inkomen te verwerven. Want ook al is dit een essentieel metaal, voor hen is het een hard bestaan. De kopers onderhandelen vanuit een machtspositie, een overweldigende macht. Ze komen wanneer ze willen, in hun grote terreinwagens, en worden begroet als messiassen. Veel mijnwerkers sterven letterlijk van de honger en de kopers maken misbruik van hun situatie om lage prijzen te betalen.
“Geen cent te makken”
De Democratische Republiek Congo heeft een complexe economische situatie door een oorlog die geen grenzen kent en die gekenmerkt wordt door politieke, economische, etnische en religieuze belangen. De regering is niet in staat om het conflict en het terrorisme onder controle te krijgen. Kerk in Nood (ACN) heeft de problemen van het land in de loop der jaren verschillende keren onder aandacht gebracht en deed dat opnieuw in het onlangs gepubliceerde rapport over godsdienstvrijheid, dat de pauselijke stichting op 22 juni lanceerde.
“Velen van hen hebben geen cent te makken”, vertelt de heer Bahati, oprichter van de coöperatie Comidea, die gesteund wordt door de lokale Kerk. “Als de koper komt, verkopen ze zo snel mogelijk wat ze hebben, zodat zij en hun kinderen kunnen eten.”
De mijnwerkers zijn zich niet bewust van de waarde van hun werk, of van het feit dat als ze zich zouden organiseren, ze voor hun rechten zouden kunnen opkomen. Priesters zoals pater Grégoire, die de leiding heeft over de plaatselijke parochie, moedigen hen aan om lid te worden van de coöperatie om juist dat te doen.
Het plan is eenvoudig: al het mineraal verzamelen en alleen aan een koper verkopen als de groep dat beslist en voor een fatsoenlijke prijs. “Degenen die meteen geld nodig hebben, kunnen een voorschot krijgen op hun aandeel als ze hun mineraal achterlaten bij de coöperatie”, vertelt Bahati aan Kerk in Nood (ACN). Een dergelijke organisatie kan het leven van de dorpelingen in dit afgelegen gebied, waar geen ziekenhuizen, scholen of andere openbare voorzieningen zijn, veranderen.
Kerk in Nood (ACN) steunt daaromhet bisdom Bukavu, waar ook het dorp Nzibira onder valt, met de bouw van kerken en woningen en met trainingsprogramma’s om de aanwezigheid van de Kerk te versterken in deze gebieden, die door de regering in de steek gelaten en vergeten zijn.