Door Raquel Martin
In de drie jaar dat terroristen van Islamitische Staat (IS) ongecontroleerd huishielden op de vlakte van Nineveh zijn de levens van veel Christenen en Jezidi’s verwoest. Zo ook dat van Fatin. Als tiener werd zij gevangen genomen en verkracht door de extremisten, net als duizenden vrouwen van etnische en religieuze minderheden. De seksslavinnen van IS zijn niet alleen slachtoffers van een genocide, maar worden soms ook door hun eigen gemeenschap in de steek gelaten.
Zo ook Fatin. Toen zij zwanger werd achtergelaten, besloten de stamoudsten dat haar kind gedood moest worden zodra het geboren was. Volgens hun opvatting was het onmogelijk om een kind van een IS-lid in leven te laten. Het kind was praktisch gelijk aan de duivel. Fatin wilde het kind in haar schoot echter niet doden. Met de hulp van de plaatselijke Kerk heeft zij de kleine George ter wereld kunnen brengen. Zij vertrouwde hem toe aan de zorg van religieuze zusters, die hem opnamen in hun weeshuis. Haar kind werd er met grote liefde verzorgd, terwijl zij zelf naar een veilige plek werd gebracht om haar te beschermen tegen mogelijk geweld als gevolg van haar beslissing.
De anonieme getuige die het nieuws van deze gebeurtenissen bekend maakte, hield het kind in haar armen en verklaarde tegenover Kerk in Nood: "Ik wil dat jullie goed nieuws horen over wat hier is gebeurd. Het heeft alleen kunnen gebeuren omdat de Kerk hier aanwezig is. Het is een verhaal over leven en toont aan waarom onze aanwezigheid hier zo belangrijk is."
Een maand na zijn geboorte is George verwelkomd in een christelijke familie en geadopteerd. Deze familie wil hun nieuwe kind opvoeden in een geest van liefde en vergeving, een boodschap die de Christenen in Irak en het hele Midden-Oosten elke dag opnieuw brengen. Het kwaad heeft nooit het laatste woord.
* Om veiligheidsredenen zijn de gefingeerde namen George en Fatin gebruikt. Hun echte namen zijn bekend bij Kerk in Nood.