Tot eind oktober was de priester, die om veiligheidsredenen niet bij naam genoemd kan worden, gestationeerd in Kombolcha. De stad, dicht bij Tigray en op ongeveer 380 km van de hoofdstad Addis Abeba, werd overspoeld door duizenden mensen die het conflictgebied ontvluchtten. Naarmate de dagen verstreken, veranderde zijn bezorgdheid over de levering van voedsel en humanitaire hulp aan de binnenlandse ontheemden in bezorgdheid over de gevechten, die steeds heviger werden. “Wie familie in de hoofdstad had, stuurde zijn kinderen en vrouwen weg. We stuurden ook enkele van onze seminaristen naar Addis Abeba. Maar wij zijn gebleven om bij de mensen te zijn die gevlucht waren, om te zien hoe de dingen zich ontwikkelden.”
Die ontwikkeling was helaas weinig positief, erkent de priester. “We zagen veel lijden. Veel mensen zijn gedood. Anderen moesten vluchten en hadden voedsel, water, medicijnen en verblijfplaatsen nodig. Onze kleine stad Kombolcha telde meer dan 4.000 intern ontheemden. We deden wat we konden om voedsel, dekens en water te verzamelen, maar het was slechts een druppel in de oceaan van nood. Maar zoals ze zeggen, het is beter een kaars aan te steken dan de duisternis te vervloeken.”
In de laatste dagen van oktober verslechterde de situatie echter nog meer toen de gevechten dichterbij kwamen. Tigrayaanse troepen drongen een offensief van de regering terug en namen de steden Dessie en Kombolcha in, waardoor de missionarissen gedwongen werden te vertrekken. “De zaken staan er nog slechter voor. We moeten noodgedwongen vluchten”, schreef de priester vanuit Kombolcha de avond voordat de stad onder de voet werd gelopen. “Ik heb al andere priesters weggestuurd en blijf nu alleen achter met de wachters. Ik zal zien of ik morgen ook kan vluchten.”
De priester slaagde er, samen met overgebleven vluchtelingen, in om Kombolcha te ontvluchten voordat de Tigrayaanse troepen arriveerden. Zo’n 50 km naar het zuiden, in de richting van Addis Abeba, moesten ze echter stoppen omdat de weg geblokkeerd was. Wel volgde een bericht dat iedereen in veiligheid was. “Ik ben buiten gevaar. De wegen zijn vol met mensen”, verklaarde hij in een bericht op 1 november.
De gevechten tussen de soldaten van de Amhara-regering en de Tigrayaanse strijdkrachten begonnen een jaar geleden, op 4 november 2020, en al snel raakten ook Eritrese militairen bij de strijd betrokken. De redenen voor de oorlog zijn complex, maar de gevolgen zijn, zoals altijd, bijzonder tragisch voor de burgerbevolking. Ook het rijke christelijke erfgoed van Ethiopië wordt bedreigd: de steden Lalibela – bekend om zijn uit de rotsen gehouwen kerken – en Axum – de voormalige hoofdstad van het Ethiopische keizerrijk en volgens de plaatselijke traditie de huidige rustplaats van de Ark van het Verbond – zijn door de gevechten getroffen.
De recente eedaflegging van premier Abyi Ahmed voor een tweede ambtstermijn van vijf jaar gaf enige hoop op vrede, maar die was van korte duur. “In de aanloop naar de eedaflegging waren in de hoofdstad Addis Abeba overal borden te zien met een bloem en de woorden ‘Nieuw begin’. Na de ceremonie hoopten we dat de oorlog voorbij zou zijn, maar we waren verbaasd dat hij nog steeds voortduurde en steeds dichterbij kwam in Kombolcha”, aldus de priester.
Het conflict in Ethiopië betekent dat veel van de moeilijkere regio’s ontoegankelijk zijn geworden voor journalisten en humanitaire organisaties. Geconfronteerd met de toenemende spanningen weten de katholieke missionarissen dat materiële hulp moeilijk te verkrijgen is. Zij vragen daarom vooral om gebed. “Wij vragen u nederig om uw gebeden voor vrede en veiligheid in onze regio, en om andere vormen van steun”, aldus de priester.
Hoewel er een aanzienlijke moslimgemeenschap leeft, is het roemrijke verleden van Ethiopië onlosmakelijk verbonden met het christelijke geloof. De meeste christenen behoren tot de Ethiopische Tewahedo Orthodoxe Kerk. Er is een kleine maar levendige katholieke gemeenschap, verdeeld in de Latijnse ritus en de Ethiopische Ge’ez ritus.