Mevrouw du Coudray, na 28 jaar dienst, zijn dit uw laatste momenten bij Kerk in Nood. Maakt het niet dat u zich een beetje nostalgisch voelt?
“Er is een tijd om te dienen en een tijd om af te treden. Na 28 jaar ben ik klaar voor het laatste. Sinds een jaar of tien is er een nieuwe generatie jonge medewerkers bij onze organisatie gekomen, een generatie die zeer toegewijd is en de missie zal voortzetten. Toen ik 28 jaar geleden begon te werken, was ik nauwelijks in staat om de Afrikaanse landen op een kaart aan te wijzen. Ik ging de uitdaging aan en begon mijn kennis op te bouwen.”
Wat heeft u geleerd door uw werk?
“Ik heb geleerd dat elk continent zijn eigen roeping heeft. Al voor de eerste Afrikaanse synode in 1994 had ik ontdekt dat Afrika het continent van de familie is. Dat is verbazingwekkend, maar hoewel de familie daar ook beschadigd is en er problemen bestaan, zoals overal elders, lijkt de familie, de toekomst van de mensheid, de roeping van Afrika te zijn. Het speelt daar een heel bijzondere rol. Toen Paus Benedictus XVI in 2011 Benin bezocht, wees hij nogmaals op deze realiteit, die de heilige Johannes Paulus II al duidelijk had gemaakt. De steun aan de familie is voor mij al die jaren een belangrijke reden voor actie geweest. We hebben er veel voor gedaan en doen dat nu nog steeds.”
Zijn er mensen geweest die bijzonder veel invloed op u hebben gehad?
“Ja, vooral de heilige Johannes Paulus II, die ik in de loop der jaren mijn ‘geestelijke vader’ zou kunnen noemen. Ik heb altijd geprobeerd zijn standpunt voor de Kerk in Afrika te begrijpen en uit te voeren. Het was voor mij een voorrecht om deel te mogen nemen aan de eerste Afrikaanse synode in 1994. Ik was de enige vrouw uit Europa. Er waren ongeveer 350 deelnemers: kardinalen, bisschoppen en priesters, deskundigen en toehoorders. Ik was een toehoorder en bracht een maand in Rome door om deel te nemen aan de synode. Een jaar nadat ik bij Kerk in Nood ben gaan werken, had ik niet kunnen dromen van een betere scholing. Bij deze gelegenheid deelde ik een middagmaal met de paus. We wisselden ideeën uit en het was heel bijzonder. De synode wierp zijn vruchten af en tien jaar later, in 2004, organiseerde ik in Rome een bijeenkomst met bisschoppen uit Afrika en Europa in een poging een brug te slaan tussen de twee continenten. Bij deze gelegenheid riep Johannes Paulus II de tweede Afrikaanse synode uit. Ik beschouw dit ook als een geschenk.”
Wat waren voor u de mooiste momenten?
“Het reizen behoorde zeker tot mijn mooiste momenten. Mijn eerste reis bracht me naar Tanzania in 1994, de laatste naar Soedan in maart 2020, vlak voordat de coronapandemie uitbrak. De situatie daar is drastisch veranderd: vroeger werd een hut verlicht door een enkele kaars, nu wordt de elektriciteit geleverd door zonnepanelen. Ik heb alle dagboeken bijgehouden met mijn aantekeningen.”
Waarom was reizen belangrijk voor uw werk?
“Of er nu een voertuig of verbouwingen voor een catechesecentrum nodig zijn, kun je niet achterhalen door alleen het projectvoorstel te lezen. We moeten erheen gaan en rondkijken om te bepalen wat er nodig is. Ik kan u een voorbeeld geven: een jaar geleden reisde ik naar het aartsbisdom Kananga in de Kasaï-provincie Congo-Kinshasa. Eenmaal daar ontdekte ik dat de sanitaire omstandigheden in de toiletten en badkamers van het grote seminarie ongelooflijk waren. Het was verschrikkelijk. Ik dacht bij mezelf: “Hoe kan het dat deze toekomstige priesters zonder douche en onder zulke omstandigheden moeten leven? We hebben het projectvoorstel afgelopen maart ontvangen, maar helaas moesten we het project op dat moment afwijzen omdat er geen geld beschikbaar was vanwege de corona-crisis. Twee dagen geleden kwam ik echter tot de conclusie dat we ons besluit moesten herzien. Dit was alleen maar omdat we een bezoek ter plaatse hadden gebracht. Misschien had ik nooit op deze manier gereageerd als ik de situatie daar niet met eigen ogen had gezien.”
Heb u zoiets als een ‘lievelingsland?’
“Ja, ik zou zeggen dat mijn favoriete land Congo-Kinshasa is. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat dit land een belangrijke rol speelt vanwege zijn ligging in het hart van het continent en vanwege het hoge percentage katholieken. Vrouwen spelen bijvoorbeeld een belangrijke rol. Helaas verkeert het land in totale chaos vanwege zijn natuurlijke hulpbronnen. Er zijn hier veel meer mijnbouwhulpbronnen dan op welke andere plaats ter wereld dan ook en daarom zijn veel landen – de buurlanden en het Westen – er erg in geïnteresseerd. Waar natuurlijke hulpbronnen zijn, is oorlog helaas onvermijdelijk. Maar de mensen daar hebben ongelooflijk veel moed en energie.”
Heeft uw geloof u geholpen om uw missie te vervullen?
“Zeker, want ik heb ervaren dat alles wat ik heb voorgesteld, alle initiatieven, niet van mijzelf komen, maar van de Heilige Geest, zoals bij de ontmoeting tussen de bisschoppen van Afrika en Europa. Dat kwam niet van mij. Bij Kerk in Nood hebben we ervaren dat de bisschoppen zelf onze zorg nodig hebben. Het is cruciaal om de bisschoppen te helpen, zodat ze betere leiders kunnen zijn voor hun bisdommen. Om dit te kunnen doen, moeten we voor hen zorgen. We hebben dit gedaan door hen een paar dagen vrij te geven in de vorm van retraite voor de hele bisschoppenconferentie. Degene die het al hebben meegemaakt, zijn enthousiast over dit voorstel. Zo brachten alle bisschoppen uit de Maghreb (Marokko, Tunesië, Libië) samen tijd door in een klooster in Senegal. Dit was een primeur voor hen allen en ze hebben er enorm van genoten.”
Wat zal u het meest missen als u met pensioen gaat?
“Vooral het reizen op locatie om een beter inzicht te krijgen in de heersende situatie en om de projecten te leren kennen. Elk project is uniek. Onze broeders en zusters in het geloof stoppen hun hart en ziel in het schrijven van hun voorstellen en verwachten onze hulp. Daarom heb ik altijd tegen hen gezegd: ‘Als je een aanvraag wilt schrijven om een project uit te voeren en onze weldoeners te overtuigen, stel je dan voor dat je in een kamer zit met een honderdtal mensen die klaar staan om je te steunen. Je zal hen dan met heel je hart je verwachtingen uitleggen.’ Het is belangrijk dat de projecten echt uit het hart komen, zodat we deze brug tussen ons en onze broeders en zusters in het geloof voortdurend versterken.”
Beschouwde u uw werk als een missie?
“Ja, zeker! Natuurlijk is elke situatie uniek. Elk land heeft zijn eigen realiteit en speciale behoeften. We zijn er niet in de eerste plaats om financiële steun te bieden, maar om te luisteren naar de bisschoppen, de priesters en de religieuze zusters, om hun dagelijks leven te delen en om precies te weten te komen wat ze nodig hebben. Er is natuurlijk het moment waarop we financiële hulp moeten bieden, dat moment komt natuurlijk! Maar het zou voor hen pijnlijk zijn als we het alleen over de financiële aspecten zouden hebben. Er is een diepe verbondenheid tussen ons en onze broeders en zusters in het geloof. Wat wij doen is niet alleen werk, maar een opdracht die de Heer ons heeft toevertrouwd voor de groei van de Kerk over de hele wereld.”