De katholieke Kerk van Cambodja rouwt om haar pionier in het post-Pol Pot tijdperk. Pater Toni Vendramin, een Italiaanse PIME missionaris overleed gisteravond op 78-jarige leeftijd. Hij lag al een paar weken in het Royal Phnom Penh Hospital vanwege een bacteriële longontsteking. Vendramin was 15 jaar lang missionaris geweest in Bangladesh voordat hij naar Cambodja vertrok, juist toen de regering van de Rode Khmer de eerste tekenen van openheid had ingezet.
“De zusters van Moeder Teresa waren door de regering uitgenodigd. De zusters zeiden tegen de regering: we zullen teruggaan naar Cambodja, maar we willen de garantie dat er een priester bij ons zal zijn om de Mis op te dragen. Op 23 november 1990, smen met vier zusters van de Missionaries of Charity, nam pater Vendramin een vlucht van Hong Kong naar Phnom Penh. “We kwamen aan zonder visum, maar met een uitnodigingsbrief van premier Hun Sen; op het vliegveld wisten ze niet wat ze moesten doen”, vertelde pater Toni. “Heel Cambodja was gereduceerd tot een kamp voor dwangarbeiders en de uitroeiing van de eigen bevolking, in naam van een afwijkende en misdadige ideologie,” schreef de priester enkele dagen later in een brief aan zijn vrienden.
De Cambodjaanse regering wilde dat de zusters een tehuis voor slachtoffers van landmijnen zouden openen, maar de zusters voelden zich niet in staat om zo’n taak op zich te nemen. In plaats daarvan begonnen ze met het verzorgen van zieken en bedelaars die op straat sliepen. Daarna namen ze in de steek gelaten kinderen en mensen die aan aids leden op.”
Vendramin herinnerde zich: “Er waren geen kerken, we moesten de mis opdragen in particuliere woningen. Eind 1990 slaagden we erin een slaapzaal van het kleinseminarie terug te krijgen: daar vierden we ons eerste Kerstfeest, een zeer krachtige en ontroerende ervaring.” Toch werd hun werk nog gekenmerkt door vele beperkingen: “Ik kon me niet verplaatsen buiten een straal van 20 kilometer van Phnom Penh”, legt de religieus uit. “Pas met de komst van de Verenigde Naties voor de verkiezingen van 1993 verbeterde de bewegingsvrijheid en kon een begin worden gemaakt met de reorganisatie van de Kerk”.
De laatste jaren had pater Vendramin de parochie van Sint-Petrus geleid, in de buurt van het vliegveld. Zolang de regering hem dat toestond, bezocht hij ook eens per maand de gevangenis om de gevangenen te bezoeken.
Vorig jaar maakte hij de balans op van zijn 30-jarige verblijf in Cambodja: “Hierheen komen was een heel ingrijpende ervaring voor me. Alles is veranderd in Phnom Penh: waar eerst slechts twee of drie verharde wegen waren, staan er nu wolkenkrabbers van 40 verdiepingen, gebouwd door de Chinezen. Maar de wonden van het verleden blijven, halfopen of verborgen. Wat de katholieke aanwezigheid betreft, is er vandaag in alle missies een kleuterschool, soms een lagere school. Ook zijn er basisvoorzieningen, tehuizen voor gehandicapten, andere sociale initiatieven op zowel diocesaan als nationaal niveau. De stad is gegroeid, maar ook onze kleine Kerk groeit met kleine stapjes mee.”