Waar demonstranten in Bagdad de nadruk leggen op interreligieuze eenheid, zijn de protesten geconcentreerd in de negen sjiitische provincies in Irak, met beperkte betrokkenheid van de soennitische moslims en de minderheden die het noorden domineren.
De meeste christenen wonen dicht bij Mosul, de grootste Soennitische Arabische stad in Irak, waar het in de straten stil is geweest. Inwoners van Mosul vertelden Kerk in Nood dat mensen na drie jaar oorlog moe zijn van geweld en "geen oorlog meer willen". Protesteren zou volgens hen kunnen leiden tot de beschuldiging dat ze IS-sympathisanten zijn die het door Iran gesteunde regime proberen neer te halen – wat weer kan leiden tot een gewelddadige reactie van de milities en veiligheidsdiensten die de stad in handen hebben.
Christenen wonen ondertussen grotendeels in steden waar protesten vanwege de gevaarlijke veiligheidssituatie door veiligheidsdiensten en de Nineveh Provinciale Raad verboden is. In sommige kerken waren wel bijeenkomsten. Onder meer in Sts Behnam en Sarah in Baghdeda, de grootste christelijke stad in Irak, kwamen katholieken samen om te bidden voor vrede in hun land.
Veel van de kwesties die door demonstranten in Bagdad worden benadrukt, zijn dezelfde waarmee jonge christenen te maken hebben: werkloosheid, corruptie en een regering gemotiveerd door Iraanse belangen. Op de vlakte van Nineveh leven veel christenen onder de controle van door Iran gesteunde milities, die zij beschuldigen van het afpersen van de lokale bevolking, het hinderen van de economie en het intimideren van minderheden.
Deze factoren verklaren waarom sommige christenen, meestal jong, in de Nineveh-vlakte solidariteit hebben betuigd met de demonstranten, sommigen verontschuldigen zich op sociale media omdat ze niet de straat op kunnen. Op 27 oktober lanceerde een groep christelijke activisten een campagne van solidariteit, met de slogan: "Wij zijn christenen van de Nineveh Plains, in solidariteit met onze collega-demonstranten. Onze excuses voor het niet kunnen demonstreren omdat we in onze steden niet mogen demonstreren. ”
Andere christenen zijn sceptisch over hoeveel de demonstraties zullen bereiken en uiten bezorgdheid over het geweld. Sinds de protesten op 1 oktober begonnen, zijn ten minste 200 demonstranten gedood door de Iraakse politie. Als de situatie verslechtert, zou dit niet de eerste keer zijn dat christenen en andere religieuze minderheden het slachtoffer worden van de politieke strijd die Irak sinds 2003 kenmerkt. Tussen 2003 en 2017 werden minstens 1.357 christenen vermoord door vijandige sektarische militante groepen.
De Syrische katholieke aartsbisschop van Mosul, Yohanna Petros Mouche, zei tegen Kerk in Nood: “Het is terecht en gepast dat de onderdrukten en anderen wiens rechten zijn ontnomen, demonstreren, dat er naar hen wordt geluisterd en dat ze worden gerespecteerd. Dit is niet het geval in Irak. Er is geen overheid, geen respect voor de menselijke persoon, en mensen kunnen deze omstandigheden gebruiken om wraak te nemen op anderen. Uiteindelijk zijn het de mensen die het slachtoffer worden." Ook de Chaldeeuws-Katholieke Patriarch van Bagdad, Rafaël Sako, die op 28 oktober gewonde demonstranten bezocht in een ziekenhuis in Bagdad, riep de regering op om naar demonstranten te luisteren: “We doen een beroep op het geweten van Iraakse functionarissen die de leiding hebben, om serieus te luisteren naar hun mensen, die klagen over de huidige ellendige situatie, de verslechtering van de dienstverlening en de verspreiding van corruptie die tot een dergelijke crisis heeft geleid. Dit is de eerste keer sinds 2003 dat het Iraakse volk om vreedzame wijze zich uitspreekt tegen politisering, dat ze sektarische barrières doorbreken en hun Iraakse nationale identiteit benadrukken."