Het rapport is het eerste in zijn soort dat door een Britse minister van Buitenlandse Zaken is aangevraagd. Het werd geproduceerd met medewerking van overheidsambtenaren en niet-gouvernementele organisaties, waaronder Kerk in Nood.
Wereldwijd fenomeen
In zijn inleiding op het rapport wijst de Anglicaanse bisschop Mounstephen erop dat christelijke vervolging niet een geïsoleerd incident is, maar eerder een "wereldwijd fenomeen." In het rapport merkt hij ook op dat de focus op het christendom niet gaat om het pleiten voor christenen, maar om het aanzienlijke tekort aan aandacht voor deze doelgroep. De bisschop betreurt het dat westerse landen er blind voor zijn geweest dat christenen de religieuze groep zijn die de meeste vervolging ondergaat. Ook spreekt hij de hoop uit dat het rapport een wake-up call zal zijn, "niet om toeschouwer te zijn, maar om te handelen." Hij benadrukt dat de vervolging van Christenen een kwestie is van universele mensenrechten en dat het als zodanig moet worden gezien.
Betrokken bij informatieverzameling
Kerk in Nood was nauw betrokken bij de informatieverzameling voor het eerste deel van het rapport - een onderzoek naar de omvang van de wereldwijde vervolging tussen 2014 en 2018. De tweede en derde fase van het rapport, waarbij Kerk in Nood niet betrokken was, omvatten een beoordeling van het ministerie zelf op de vervolging van christenen en aanbevelingen. Het rapport roept op tot meer actie door de overheid in reactie op het geweld tegen christenen dat soms "bijna genocidale niveaus" bereikt en roept de Britse regering op om ervoor te zorgen dat "de vrijheid van godsdienst of overtuiging prioriteit blijft in het buitenlands beleid."
Het Nederlandse CDA-kamerlid Martijn van Helvert zegt dankbaar te zijn voor het rapport. “Het rapport was ook nodig. De politieke correctheid zorgt ervoor dat in West-Europa aan elke verdrukte minderheid wordt gedacht, behalve aan de grootste vervolgde groep ter wereld: de christenen. In het seculiere Nederland is het hard knokken om handen op elkaar te krijgen om in actie te komen voor vervolgde christenen.” Volgens Van Helvert mag ook onder Nederlandse christenen het besef dat de vervolgde christenen óók onze broeders en zusters zijn, meer doordringen.
Nederlands beleid
De Nederlandse regering heeft recent een goede stap gezet in de vorm van een gezant voor geloofsvrijheid die deze zomer nog wordt benoemd. Van Helvert: “Deze gezant kan christenen in moeilijkheden helpen, geloofsvervolging in een vroeg stadium herkennen én daarover rapporteren aan de Kamer, zodat wij het telkens op de agenda kunnen zetten en de minister kunnen aanspreken. Ook heb ik gepleit voor het wegwerken van het religieus analfabetisme bij Buitenlandse Zaken. In het seculiere ministerie denkt men vaak dat men in de hele wereld seculier is of dat seculier hetzelfde betekent als ‘onafhankelijk’. Bij religie denkt men op het ministerie aan oorlog, geweld en misbruik, terwijl in de rest van de wereld religieuze instellingen juist voortrekkers zijn in de zorg, het onderwijs, duurzaamheid en mensenrechten. Nederland doet zichzelf te kort door religie als een te gedogen hobby in de wereld te beschouwen.” Dat in het Britse rapport ook de reeds genomen maatregelen tegen christenvervolging tegen het licht zijn gehouden, noemt het kamerlid een goed plan. “Immers, wat gezamenlijke landen nu doen, werkt niet.”