“Mensen sterven, velen zijn gewond, velen vluchten naar andere landen en zoeken een vredige plek om te leven. Voor veel mensen is het een groot drama. Maar het belangrijkste is dat deze oorlog geen haat in ons opwekt, dat hij in ons hart niet de liefde vernietigt die wij putten uit het ontvangen van de heilige communie en uit het gebed.”
Luister naar zijn korte impuls over de geestelijke strijd die we juist in deze Veertigdagentijd geroepen zijn om aan te gaan.
Bidt u de rozenkrans van compassie mee?
De rozenkrans van compassie
- Jezus, die ons leert mededogen te hebben met ieder mens
Daar trad een wetgeleerde naar voren om Hem op de proef te stellen. Hij zei: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ Hij sprak tot hem: ‘Wat staat er geschreven in de Wet? Wat leest ge daar?’ Hij gaf ten antwoord: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf.’ Jezus zei: ‘Uw antwoord is juist, doe dat en ge zult leven.’ Maar omdat hij zijn vraag wilde verantwoorden, sprak hij tot Jezus: ‘En wie is dan mijn naaste?’ Nu nam Jezus weer het woord en zei: ‘Eens viel iemand, die op weg was van Jeruzalem naar Jericho, in de handen van rovers. Ze plunderden en mishandelden hem en toen ze aftrokken, lieten ze hem halfdood liggen. Bij toeval kwam er juist een priester langs die weg; hij zag hem wel, maar liep in een boog om hem heen. Zo deed ook een leviet; hij kwam daarlangs, zag hem, maar liep in een boog om hem heen. Toen kwam een Samaritaan die op reis was, bij hem; hij zag hem en kreeg medelijden; hij trad op hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze; daarna tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem. De volgende morgen haalde hij twee denariën tevoorschijn, gaf ze aan de waard en zei: Zorg goed voor hem, en wat ge meer mocht besteden, zal ik u bij mijn terugkomst vergoeden. Wie van deze drie lijkt u de naaste van de man die in handen van de rovers gevallen is?’ Hij antwoordde: ‘Die hem barmhartigheid betoond heeft.’ En Jezus sprak: ‘Ga dan en doet gij evenzo.’
(Lucas 11: 25-37)
- Jezus, die medelijden heeft met de weduwe en al aan zijn moeder denkt
Spoedig daarna reisde Hij naar een stad, Nain genaamd, en Zijn discipelen en een grote menigte vergezelden Hem. Toen hij de poort van de stad naderde, werd een gestorven man naar buiten gedragen, de enige zoon van zijn moeder, en zij was een weduwe. Een grote menigte uit de stad was bij haar. Toen de Heer haar zag, werd hij met medelijden over haar bewogen en zei tot haar: “Ween niet.” Hij stapte naar voren en raakte de kist aan, waarop de dragers halt hielden en Hij zei: “Jongeman, ik zeg je, sta op!” De dode stond op en begon te spreken, en Jezus gaf hem aan zijn moeder. Vrees greep hen allen aan, en zij verheerlijkten God, uitroepend: “Een groot profeet is in ons midden opgestaan,” en “God heeft zijn volk bezocht.” Dit bericht over hem verspreidde zich door geheel Judea en in de gehele omliggende streek.
(Lucas 7, 11-17)
- Jezus wordt getroost door Veronica
De gezegende Duitse mystica Anna Katharina Emmerich schrijft in haar boek over het smartelijk lijden van onze Heer Jezus Christus:
“Veronica was, toen ik haar voor het eerst zag, gehuld in een lange sluier, en hield een klein meisje van negen jaar, dat zij geadopteerd had, bij de hand; een grote sluier hing om haar arm, en het kleine meisje probeerde de kruik wijn te verbergen toen de processie naderde. Degenen, die aan het hoofd van de stoet marcheerden, trachtten haar terug te dringen; maar zij baande zich een weg door de menigte, de soldaten en de boogschutters, bereikte Jezus, viel voor Hem op de knieën en bood Hem de sluier aan, terwijl zij tegelijkertijd zei: “Staat u mij toe het aangezicht van mijn Heer af te vegen. Jezus nam het voorhangsel in zijn linkerhand, veegde zijn bloedend gelaat af en gaf het dankbaar terug. Veronica kuste het en legde het onder haar mantel. Het was gebruikelijk deze sluiers aan te bieden aan personen die in benauwdheid verkeerden, of oververmoeid of ziek waren, opdat zij er hun gezicht mee konden afvegen. Het werd gedaan om sympathie of medeleven te tonen.
- Jezus, die medelijden heeft met ons allen en zich geeft als de Goede Herder
Jezus ging rond door alle steden en dorpen, waar Hij onderricht gaf in hun synagogen en de Blijde Boodschap verkondigde van het Koninkrijk en alle ziekten en kwalen genas. Bij het zien van die menigte mensen werd Hij door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen zonder herder. Toen sprak Hij tot zijn leerlingen: “De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten.”
(Mattheüs 9, 35-38)
- Jezus, die ons lijden ziet en medelijden met ons heeft
Bij hun vertrek uit Jericho gingen vele mensen met Hem mee. Er zaten twee blinden langs de weg, die, horend dat Jezus voorbijging, luidkeels begonnen te roepen: “Heer, Zoon van David, heb medelijden met ons!” De mensen snauwden hun toe te zwijgen. Maar zij riepen nog harder: “Heer, Zoon van David, heb medelijden met ons!” Jezus bleef staan, riep hen bij zich en vroeg: “Wat wilt ge dat Ik voor u doe?” Zij zeiden: “Heer, open onze ogen!” Jezus had medelijden met hen en raakte hun ogen aan. Terstond konden zij zien en sloten zich bij Hem aan.
(Mattheüs 20, 29-34)