In september 2014 veroverden jihadisten ongeveer de helft van het stedelijke gebied van Deir ez-Zor, een stad in het oosten van Syrië met een Koerdische meerderheid. Enkele dagen later vernietigden zij de kerk waar de overblijfselen van de slachtoffers van de Armeense genocide werden bewaard.
De kerk werd in 1991 gewijd als gedenkteken van de genocide en omvatte ook een museum met de overblijfselen van de bloedbaden onder Armeniërs op Ottomaans grondgebied tussen 1915 en 1916, die volgens de archieven vooral geconcentreerd waren in het woestijngebied rond Deir ez-Zor.
In Deir el-Zor doodden de jihadisten honderden leden van de lokale clan. Ook vochten zij er met de eveneens islamitische militieleden van het rivaliserende al-Nusra-front om controle over het gebied, dat rijk is aan olie. De stad werd in november 2017 heroverd door het Syrische regeringsleger, maar jihadistische groeperingen blijven gerichte aanvallen uitvoeren in de omliggende gebieden.
De contacten tussen Syrië en Armenië werden intenser na de benoeming van de nieuwe Syrische ambassadeur in Jerevan. Armeense zakenlieden hebben zich bereid verklaard om deel te nemen aan de wederopbouw van de door de oorlog verwoeste Syrische infrastructuur. In tegenstelling tot veel andere landen heeft Armenië haar ambassade in Syrië tijdens de oorlog niet gesloten. Ook heeft het Syrische staatsobligaties behouden en hulp gestuurd naar Syrië.
Bron: Fides