fbpx

60 jaar onafhankelijkheid: de katholieke uitdaging in Afrika

donderdag, 30 juli 2020
Nieuws
Het jaar 1960 wordt wel eens het Jaar van Afrika genoemd, omdat in dat jaar 17 Afrikaanse landen onafhankelijk zijn geworden van de voormalige Europese overheersing. Veel deskundigen zien het echter niet zozeer als gelegenheid om te vieren als wel om te reflecteren. Maria Lozano van Kerk in Nood (ACN) sprak erover met de Congolese priester Apollinaire Cibaka Cikongo, decaan en hoogleraar aan de universiteit van Mbuji-Mayi. Hij is tevens voorzitter van het Ditunga Project en auteur van ongeveer 30 boeken en artikelen op het gebied van theologie, sociale wetenschappen en literatuur.
ACN-20190205-83324 Afrika Ismael Sanchez

Veertien van Frankrijk, twee van Groot-Brittannië en één van België. Kameroen werd op de eerste dag van het jaar onafhankelijk, gevolgd door Togo, Madagaskar, Somalië en de Democratische Republiek Congo. In augustus worden negen andere landen herdacht, namelijk Benin, Niger, Burkina Faso, Ivoorkust, de Centraal-Afrikaanse Republiek, de Republiek Congo (Congo Brazzaville), Gabon en Senegal. Daarna volgen nog drie verjaardagen, namelijk die van Mali, Nigeria en Mauritanië.

Kerk in Nood: 60 jaar na de onafhankelijkheid blijft Afrika lijden onder enorme conflicten. In feite merkte u zelf onlangs op dat het 60 jaren van mislukking zijn geweest die Afrika hebben veranderd in het continent van geweld. Is dat niet een zeer harde analyse?

Apollinaire Cibaka: Nee, het is de waarheid. De huidige toestand van Zwart Afrika is niet de vrucht van een positieve dynamiek, maar eerder van een dynamiek van geweld, veroorzaakt door de verovering van Afrika door het Westen: de behandeling van negerslaven, het kolonialisme, de valse onafhankelijkheid, de Koude Oorlog, de dictaturen en de schijndemocratieën. Dit geweld, dat zowel van binnenuit als van buitenaf wordt geactiveerd, is een bepalend kenmerk van Zwart Afrika, in die zin dat het een geopolitieke entiteit is geworden die is gebaseerd op geweld, die lijdt onder geweld en die leeft van geweld.

Dit geweld is op meest wrede wijze zichtbaar door de reeks oorlogen die de zestig jaar hebben gekenmerkt en die vandaag de dag nog steeds in Afrika doorgaan. Waarom?

Precies. Het fysieke geweld kost elk jaar, genadeloos, de levens van duizenden mensen. Er zijn veel factoren die deze oorlogen veroorzaken, maar ik zal er drie noemen: ten eerste de conflicten die worden veroorzaakt door “mislukte coëxistentie”, het resultaat van kunstmatige geopolitieke configuraties, van de interne en externe machtsbelangen die manipuleren en conflicten tussen de verschillende Afrikaanse volken veroorzaken.

Ten tweede de oorlogen die worden veroorzaakt door hebzucht, door de economische belangen van bepaalde inheemse groepen en internationale machten. De strijd om de controle en uitbuiting van de immense menselijke en natuurlijke hulpbronnen kost veel mensenlevens in Afrika.

En tot slot zijn er de godsdienstoorlogen waarmee bepaalde volkeren en culturen zich onder dwang bekeerd hebben en die op dit moment, in het geval van de Islam, een uiting zijn van gewelddadig terrorisme, blind, absurd en gratuit in naam van zaken die niets te maken hebben met de vitale belangen van het Afrikaanse volk.

U sprak over hebzucht. Het is een paradox in Afrika  dat hoe groter de natuurlijke hulpbronnen zijn, hoe erger de armoede is en hoe meer het volk in de steek gelaten wordt. Wat zijn de redenen waarom deze situatie na 60 jaar onafhankelijkheid niet is veranderd?

We mogen niet vergeten dat onze economie is opgebouwd rond de belangen van de grote mogendheden die ons hebben onderworpen en van de nieuwe mogendheden die uit Azië komen. Tot op de dag van vandaag profiteren zij hier nog steeds meer van dan de Afrikaanse landen zelf, vanwege de onrechtvaardige wetten van een wreed marktsysteem. Maar daarnaast is de economie niet in staat geweest zich te ontwikkelen of te diversifiëren; ze is niet verder gegaan dan de winning, het transport en de verkoop van grondstoffen. Daarna moeten we deze goederen tegen hoge prijzen terugkopen op de markten die door anderen worden gecontroleerd. Maar het is ook het gevolg van wanbeheer en diefstal in de landen zelf. Het weinige dat in het land overblijft, wordt niet voor het welzijn van alle burgers beheerd, maar volgens de wensen en grillen van degenen die met de macht van de staat en zijn gekozen vertegenwoordigers pronken.

Sommige projectpartners van Kerk in Nood klagen over “sociale onderwerping” van hun cultuur. Velen, waaronder zelfs internationale hulporganisaties, leggen voorwaarden op om de manier van leven van het Afrikaanse volk te veranderen… Is dit waar?

Ja, het is een vorm van cultureel geweld die wordt uitgeoefend door externe machten en belangengroepen die de diepgewortelde Afrikaanse culturele waarden ontkennen, met als doel ideologieën op te leggen die ons vreemd zijn en heel vaak in strijd zijn met de natuurwet. Dit gebeurt vooral in zaken die betrekking hebben op het leven en het gezin, waarbij krachtige economische, diplomatieke, politieke en culturele druk wordt uitgeoefend. Ook is het antropologisch geweld, omdat het ons het recht ontneemt om in vrijheid ons leven te bepalen, een recht dat ieder mens toebehoort. Ik geloof dat dit de belangrijkste erfenis is van de slavenhandel, die Afrika in een ware hel heeft veranderd. De zwarte bevolking heeft eeuwenlang geleden onder de vernedering, niet alleen van buitenaf, maar ook van een soort ‘autoracisme’ door de verinnerlijking door Afrikanen zelf van zijn toestand als ‘minder dan menselijk.’

Hoe moeten we, te midden van dit trieste beeld van Afrika, de rol van de katholieke Kerk in de afgelopen 60 jaar samenvatten?

Ik geloof dat de Kerk de instelling is die beter functioneert dan alle andere. Ondanks de tekortkomingen en de moeilijkheden is het de enige van alle uit het Westen geërfde instellingen die daadwerkelijk functioneert. Op veel plaatsen, zoals bijvoorbeeld in de Democratische Republiek Congo, zou je kunnen zeggen dat de Kerk de staat is. Zonder zou er geen leven, geen hoop, geen toekomst zijn. Dat is op veel gebieden te zien, met name op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg. Bij gebrek aan een staat die zich bekommert om het onderwijs en de gezondheid van zijn bevolking, is de Kerk er verantwoordelijk voor zo’n 50% van alle scholen, vormingscentra, ziekenhuizen en gezondheidscentra – waaronder de beste van het land. Het zijn vaak de enige die bestaan in alle steden en dorpen die zijn vergeten door de staat.

Wat zijn de moeilijkheden waarmee de Kerk vandaag de dag op dit gebied te maken heeft?

De katholieke Kerk voert haar pastorale en sociale werk uit tegen de achtergrond van een situatie van interne kwetsbaarheid en externe vijandigheid die haar werk voortdurend dreigt te ondermijnen of te verpesten. Wij lijden onder een interne broosheid vanwege de leken die weinig gevoel hebben voor betrokkenheid bij hun seculiere roeping. Alle maatschappelijke betrokkenheid van de Kerk lijkt te berusten op de bisschoppen en de bisschoppelijke conferenties en dit verzwakt haar. Bovendien ontbreekt het ons aan materiële middelen en zijn we afhankelijk van vrijgevigheid van buitenaf. Zonder deze hulp zou de Afrikaanse Kerk niet in staat zijn te overleven en te dienen. Ten slotte worden we geconfronteerd met een situatie van hevige religieuze concurrentie van de kant van de evangelische sekten. We nemen in demografisch opzicht af, omdat we er niet in geslaagd zijn onze benadering van het christelijk apostolaat te vernieuwen.

U had het ook over vijandigheid van buitenaf. Wat bedoelde u daarmee?

Door middel van haar maatschappelijk werk bedreigt de Kerk veel particuliere belangen. Om die reden hebben velen van, vooral de politici, het ondermijnen van haar invloed als doel. Als gevolg daarvan wordt de Kerk lastiggevallen, gehaat en zelfs vervolgd door sommige staten. In plaats van haar werk te vergemakkelijken, proberen zij haar stem het zwijgen op te leggen door middel van gewelddadige en intimiderende methoden om elke uiting van kritiek te onderdrukken.

Een van de strategieën die gebruikt worden om de Kerk te verzwakken, is het creëren van verdeeldheid onder Christenen. De andere is het aanzetten tot corruptie van de ‘religieuze wereld’ door de vermenigvuldiging van nieuwe christelijke kerken, waarvan velen puur gericht zijn op geld. In het geval van de Democratische Republiek Congo heeft de staat in de afgelopen 30 jaar aan ongeveer 17.000 zogenaamde christelijke kerken een rechtspersoon toegekend. Anders gezegd: er zijn elke twee dagen gemiddeld drie nieuwe kerken bijgekomen. Ze proberen hetzelfde te doen met de sociale promotie van de Islam door de staat.

Waar moet onze reflectie ons, te midden van dit zo sombere beeld, naartoe brengen? Wat kunnen we doen om geen deel van het probleem te zijn, maar eerder een deel van de oplossing?

Alleen een Kerk die trouw is aan Christus en aan het Evangelie, door contemplatie, nederigheid, dienstbaarheid, voorbeeldig gedrag en inzet van al haar leden, kan gelijk zijn aan haar geestelijke zending binnen de samenleving. Dat is het enige wat Christus van de Kerk vraagt, opdat zij de tempel en het instrument van zijn liefde en zijn genade kan zijn.