In de Oost-Europese landen waar waar zij een minderheid vertegenwoordigt, blijft de katholieke Kerk nog steeds afhankelijk van hulp uit het buitenland. Als gevolg van de pandemie hebben veel religieuze gemeenschappen nog meer steun nodig dan in normale tijden. Bovendien is de economische situatie verslechterd door Covid - en zijn veel mensen werkloos geworden.
Al voor de oorlog kreeg Oekraïne van alle Europese landen de meeste hulp. Bovendien konden we talrijke projecten in Rusland en Wit-Rusland, en we hielpen ook de Kerk in Zuidoost-Europa landen zoals Roemenië, Albanië en Bosnië-Herzegovina. In Centraal-Europa, steunden we de Kerk in Slowakije en de Tsjechische Republiek. In Noord Europa was onze hulp voornamelijk gericht op de Baltische staten en landen zoals IJsland en Noorwegen, waar de katholieke kerk wordt gekenmerkt door een diaspora situatie.
Na de val van het communisme in de vroege jaren negentig werd rond vijftig procent van het budget van Kerk in Nood in Oostelijk en Centraal Europa besteed. De laatste 25 jaar is dat aandeel flink verminderd. Wel bleef Kerk in Nood investeren in de bouw en het herstel van seminaries, kerken, kloosters en priesterhuizen. Momenteel ligt de focus naast de opleiding van priesters en zusters vooral op het steunen van de Kerk in Oekraïne.
Bisschop David Tencer is al meer dan twintig jaar missionaris in IJsland, waar de Atlantische Oceaan en de Noordelijke IJszee elkaar ontmoeten. Sinds 2015 is de Slowaakse kapucijner met zijn brede glimlach verantwoordelijk voor het noordelijkste bisdom van Europa. Tijdens een bezoek aan Kerk in Nood (ACN) liet hij zien dat zijn gevoel voor humor goed past bij de uitdagingen van zijn missie.
Het bisdom Reykjavik werd in 1968 opgericht om slechts 1.000 katholieken te bedienen in een gebied ter grootte van Zuid-Korea. Vandaag de dag is dat aantal volgens officiële cijfers gestegen tot 15.500, hoewel de bisschop denkt dat de werkelijke gemeenschap dichter bij de 50.000 ligt.
De meeste gelovigen in IJsland komen uit Polen, Litouwen, de Filippijnen en Latijns-Amerika. Het begrijpen van het IJslands, een moeilijke en eeuwenoude taal, is slechts een van de uitdagingen waarmee een gemeenschap wordt geconfronteerd waar de Mis op zondag in vijf verschillende talen wordt gevierd: IJslands, Pools, Engels, Spaans en Litouws.
“Onze gemeenschappelijke taal is het geloof. We geloven in hetzelfde. De Kerk is onze moeder”, legt bisschop David Tencer uit. “Veel mensen komen hier werken omdat je goed geld kunt verdienen, maar hoe zit het met hun geloof? Daar moeten we extra aandacht aan besteden. De liturgie verschilt aanzienlijk van land tot land, maar het geloof is hetzelfde. Dat is wat ons verenigt.”
De Kerk van IJsland is volgens de bisschop ontstaan uit immigratie en vormt dus een gemeenschap die bovenal een culturele mozaïek is. “In 2023 hadden we 150 doopselvieringen, 200 vormselvieringen en slechts 14 begrafenissen. Dit toont aan dat onze Kerk de meest dynamische van Europa is”, legt hij uit, met een gezonde dosis trots: “Maar dit is niet onze verdienste, God stuurt deze mensen naar ons toe”.
De pastorale uitdaging is enorm: 18 priesters en een handvol religieuze zusters voorzien in de behoeften van een land waar de wegen maandenlang moeilijk begaanbaar kunnen zijn vanwege het strenge winterklimaat. Daarom steunen de weldoeners van Kerk in Nood het bisdom, onder meer met veilige voertuigen, zodat de priesters en religieuzen afgelegen gemeenschappen kunnen bereiken in de barre wintermaanden.
Theologische kennis alleen is niet voldoende om hier te kunnen werken. Je moet ook weten hoe je door stormen moet rijden, reizen moet plannen naar dorpen die honderden kilometers uit elkaar liggen. Je moet weten wanneer je binnen moet blijven vanwege de sterke wind uit het noorden, de sneeuw en de striemende regen. Die eisen hun tol van het apostolisch enthousiasme. “Je weet pas of je geschikt bent om hier missionaris te zijn als je twee of drie winters hebt doorstaan”, vertelt de bisschop aan Kerk in Nood. Ook een goed gevoel voor humor in deze omgeving kan levensreddend zijn: “Ik heb mijn gitaar ingeruild voor een ukelele. Die neemt minder ruimte in en ik hoef hem niet op mijn rug te dragen. Hij past gewoon in mijn rugzak, waardoor hij gemakkelijker te vervoeren is tijdens reizen door de sneeuw.”
Mensen die uit het zuiden komen, merken al snel hoe belangrijk licht – of het gebrek daaraan – kan zijn voor het moreel van mensen. In de winter is er maar een paar uur zonlicht, terwijl het in de zomer bijna nooit donker wordt. De Slowaakse bisschop zegt dat er meer expansieve culturen zijn dan deze. “ Sicilianen omhelzen je alleen al omdat je een kapucijnenhabijt draagt. Hier vragen ze me of ik een boeddhistische monnik of een moslim ben. In mijn eerste drie uur in Albanië leerde ik drie liedjes. In mijn eerste drie jaar hier heb ik er geen één geleerd.”
Het isolement en het barre klimaat hebben deze eilandcultuur gevormd, waardoor deze meer gereserveerd en autonoom is geworden. “Het is niet beter of slechter, het is gewoon anders. En het is noodzakelijk om te overleven”, voegt hij eraan toe.
IJsland ontvangt jaarlijks ongeveer drie miljoen toeristen. Dat is bijna acht keer de bevolking van het land. Dit levert enkele problemen op voor de lokale bevolking, omdat winkels vaak zonder voorraad komen te zitten. Het is ook een uitdaging voor de Kerk. Want een kapel die gebouwd is voor 50 mensen, kan plotseling overspoeld worden wanneer er een cruiseschip met 2000 passagiers in de stad ligt. Maar voor bisschop Tencer is het heel duidelijk dat dit niet zijn prioriteit is. “Natuurlijk dienen we toeristen, maar mijn prioriteit ligt bij degenen die dit leven delen. Mijn kudde is mijn volk, degenen die hier wonen.” Tussen de gletsjers en vulkanen voert bisschop Tencer zijn missie uit onder het motto: “Ons gletsjerland liefhebben.”
Het diepe secularisme van IJsland vormt ook een moeilijkheid voor de aanwezigheid van de Kerk. Aanwezig zijn alleen is niet genoeg. De Kerk moet het Woord verspreiden. “We moeten ons geloof kunnen uitleggen”, zegt de bisschop, wiens kathedraal in Reykjavik in 2029 haar honderdjarig bestaan viert. Een mooie gelegenheid om het Evangelie uit te dragen.
Dertig jaar geleden, op 11 juli 1995, werden minstens 8.372 mannen vermoord door troepen onder leiding van de Bosnisch-Servische generaal Ratko Mladic in de moslimenclave Srebrenica in Bosnië. Tussen de 40.000 en 60.000 mensen hadden hun toevlucht gezocht in een gebied dat werd gecontroleerd door Nederlandse VN-blauwhelmen die de bevolking moesten beschermen. Katholiek priester Dražen Kustura, journalist en woordvoerder van het aartsbisdom Sarajevo, sprak met Kerk in Nood (ACN) over de moeilijke taak voor de katholieke Kerk om de wonden te helen in zijn land.
De slachtoffers, overwegend moslims, waren mannen tussen 13 en 75 jaar oud. Het ging om een operatie van “etnische zuivering”, gericht op de oprichting van een christelijk-orthodox Groot-Servië, ten koste van de Bosnische en Bosnisch-Kroatische bevolking. Het bloedbad van Srebrenica was het ernstigste in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Het Internationaal Strafhof heeft zeven daders veroordeeld voor genocide. Maar deze gebeurtenis blijft de regio verdelen: Serviërs doen het af als een vreselijke misdaad, terwijl de Bosniërs gerechtigheid eisen voor degenen die zijn vermoord.
Het herinnert ons eraan hoe machtig het kwaad kan zijn. Het herinnert ons aan misdaden in het recente verleden, waar niemand met solide morele principes trots op kan zijn. Maar net zoals deze herdenkingen het verleden naar boven halen, zijn ze ook een kans om gerechtigheid te laten geschieden en de misdaden te veroordelen. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan verzoening.
Helaas bestaat er nog steeds geen algemeen besef dat alle misdaden, ongeacht door wie ze zijn gepleegd, moeten worden veroordeeld. Of dat alle slachtoffers evenveel waard zijn en dat de pijn van hun moeders even groot is. Daarom zijn deze herdenkingsdagen van de genocide in Srebrenica geen gelegenheid voor persoonlijke en collectieve verzoening, maar een bron van nieuwe verdeeldheid. Het haalt oude wonden open, waardoor verzoening en vergeving nog moeilijker worden.
De katholieke Kerk heeft altijd deelgenomen aan de herdenkingen van de genocide in Srebrenica en haar verdriet en respect betuigd voor de slachtoffers en ook voor de nabestaanden. Zo wil zij haar missie van verzoening en nationale vernieuwing vervullen.
Ik ben niet op de hoogte van andere initiatieven dan de gezamenlijke bijeenkomsten tussen vertegenwoordigers van de katholieke Kerk en de moslimgemeenschap. Op dit moment is het vrijwel onmogelijk om een gezamenlijke activiteit te verwachten waarbij ook de Orthodoxen betrokken zijn. De Servisch-Orthodoxe kerk erkent, net als de Servische politieke klasse, dat dit een vreselijke misdaad was. Maar ze ontkent openlijk dat het om genocide ging. Zolang zij dit standpunt handhaaft, zal het moeilijk zijn om gezamenlijke initiatieven te nemen.
Wij geloven dat dialoog de enige moreel aanvaardbare manier is om meningsverschillen op te lossen. De bisschoppen van Bosnië-Herzegovina hebben dit principe altijd hoog in het vaandel gedragen. We hebben nooit geweigerd om met religieuze leiders te spreken. De Kerk volgt deze koers al sinds de oorlog en waarschuwt voortdurend voor de gevolgen van een onrechtvaardige vrede, die etnische zuiveringen zou legitimeren.
Er is het project “Samen wandelen”, een initiatief van het Johannes Paulus II Jeugdpastoraal Centrum, dat al meer dan tien jaar jongeren van de drie belangrijkste religieuze denominaties samenbrengt. Door middel van educatieve, sportieve en andere activiteiten proberen zij verdeeldheid te overwinnen en jongeren aan te moedigen bruggen te bouwen.
Het is een feit dat de facties die in het verleden tegen elkaar hebben gevochten al dertig jaar in relatieve vrede leven, dat ze met elkaar praten, door het land reizen en elkaar ontmoeten. Dat is een teken dat verzoening mogelijk is. We mogen echter niet voorbijgaan aan de noodzaak van gerechtigheid. Dat wil zeggen dat ieder individu verantwoordelijkheid moet nemen voor de misdaden die hij heeft begaan.
Deze grote tragedies kunnen ook een les voor de toekomst zijn, zodat nieuwe generaties de fouten van hun voorouders niet herhalen. Srebrenica herinnert ons eraan hoeveel pijn mensen elkaar kunnen aandoen wanneer ze vervuld zijn van haat. Niettemin bieden de huidige situatie in de wereld en de voortdurende oorlogen de mogelijkheid om te leren van de fouten uit het verleden.
Srebrenica is een plaats van haat en lijden, maar kan ook een plaats van verzoening en bekering worden. Van hieruit kan een duidelijke boodschap worden uitgedragen: dat oorlog en misdaad nooit iets goeds opleveren en dat het daarentegen de moeite waard is om te strijden voor vrede en wederzijds respect, in diversiteit en rechtvaardigheid.
De erfenis van decennialang communistische dictatuur in Albanië is ook vandaag nog te bespeuren. Toch is er licht. Een interview met bisschop Simon Kulli van Sapë, in het noorden van Albanië, over de Albanese martelaren en hun getuigenis van hoop voor de Kerk.
U bent geboren in een tijd dat het christendom verboden was in Albanië. Hoe werd het geloof in uw familie doorgegeven tijdens het communistische regime?
Ik ben 52 jaar geleden in Albanië geboren, op het hoogtepunt van het communistische regime. Mijn jeugd was dezelfde als die van alle andere kinderen in het land. We leden allemaal evenveel onder het communisme. Dankzij God ontving ik het geloof toen het nog niet bestond in Albanië. Toen ik een week oud was, namen mijn grootouders me mee en lieten me in het geheim dopen. Het was een groot wonder dat mijn grootouders het geloof aan mij hebben doorgegeven.
We zaten opgesloten in ons land. Ons werd verteld dat het een paradijs was, dat we alles hadden en dat het ons aan niets ontbrak. Toen het regime viel, wisten we niets van de wereld. We hadden geen idee hoe Italië, Duitsland of Amerika eruitzagen. Er was enorme armoede en het regime buitte iedereen uit. Het was absoluut een zwaar leven onder het communisme, we werden opgevoed zonder geloof, zonder Christus en zonder religie.
U werd in het geheim gedoopt. Werd het geloof ook in het geheim doorgegeven?
Ja, mijn familie, vooral mijn grootouders, gaven het geloof door. Ze leerden ons de gebeden, het Onze Vader, het kruisteken, het Weesgegroet. Maar altijd in het geheim, in familieverband. We konden er niet over praten op school of met onze vrienden, anders zouden onze grootouders gearresteerd worden. Het regime was meedogenloos, je mocht niet eens het kruisteken maken. Thuis baden we het Onze Vader voor de maaltijd. Ik herinner me dat mijn opa altijd een kruis sloeg met zijn gezicht naar een lege muur, en ik wist niet waarom. Later, na de val van het regime, legde hij uit dat hij een kruisbeeld in de muur had verwerkt.
Als ik het me goed herinner, werd u niet door een priester gedoopt...
Nee, het was geen priester, het was zuster María Kaleta, een Stigmatine zuster die drie jaar geleden overleed en die we allemaal "tante" noemden, omdat ze als oudere religieuze zuster deze diensten in het geheim verleende. Ze bracht het Heilig Sacrament vanuit gevangenissen, waar het haar werd overhandigd door gevangen priesters. De priesters vierden clandestien en overhandigden de geconsacreerde hosties aan zuster Maria, verborgen tussen hun vuile was, zodat zij ze naar de zieken kon brengen. En dit doopsel dat ik ontving was een groot geschenk dat de Heer mij in het geheim wilde geven, op het hoogtepunt van het communistische regime. Als iemand zou ontdekken dat ik gedoopt was, zouden mijn grootouders en de rest van mijn familie in de gevangenis gegooid worden.
Voor velen van ons is het idee van vervolging vandaag de dag een ver verwijderde realiteit, maar u heeft persoonlijk slachtoffers van vervolging gekend. Wat betekent dat voor u?
Ik had het geluk om levende "martelaren" te ontmoeten, mensen die jarenlang in de gevangenis hebben geleden, sommigen wel 28 jaar lang. Toen ik nog maar een jonge jongen was die onder de angel van het communisme leed, ontmoette ik pater Martin Trushi, pater Shtjefen Pistulli, kardinaal Mikel Kolici, pater Gjergj Vata, vele jezuïeten en diocesane priesters, en zovele anderen die me met grote hoop vervulden. Ook al heb ik nooit in de gevangenis gezeten, toch voelde ik hoe het is om te leven in een land waar de mens beroofd is van zijn belangrijkste levensbehoefte: het geloof. En deze getuigenissen waren een grote bron van hoop voor mij en mijn toekomst.
Hoe heeft u uw roeping ontdekt, in een land zonder geloof?
Mijn roeping ontstond toen ik een van die oude priesters voor het eerst de Mis in het Latijn zag opdragen in mijn parochie. Het was de eerste Mis na de bevrijding van het geloof in Albanië. Dat was precies het moment waarop ik mijn roeping voelde. Toen ik die lijdende priester zag, die het zo moeilijk vond om de Mis op te dragen, die krom voorovergebogen stond aan het altaar vanwege de jaren in de gevangenis, dacht ik dat ik hem kon vervangen. En daar werd mijn priesterroeping geboren. De eerste persoon met wie ik hierover sprak was zuster Maria, de zuster die mij doopte.
In 2016 erkende de Kerk officieel 38 martelaren in Albanië, en nog eens twee vorig jaar, in 2024. Zijn hun getuigenissen een bron van inspiratie voor jonge Albanezen vandaag de dag?
Ja, de martelaren die hun leven gaven voor Christus zijn altijd de zaden van het christendom, zoals Tertulianus zei. Ik ben er zeker van dat hun bloed veel roepingen zal voortbrengen en zal leiden tot veel zegeningen voor Albanië, dat zoveel geleden heeft voor Christus. Ze zijn een grote getuige van hoop die ons leert sterk te zijn in het geloof, de moed niet te verliezen en door te gaan. Voordat ze hun leven gaven voor Christus, riepen ze uit: "Leve Christus de Koning, Albanië en de Paus". Dit zijn ook bemoedigende woorden voor de jongeren van vandaag, voor de bisschoppen, de priesters, mannelijke en vrouwelijke religieuzen en alle christenen.
Heeft u een boodschap voor de christenen die nu in landen leven waar het geloof vervolgd wordt, misschien met dezelfde ervaringen die u als kind had? Wat zou u tegen hen willen zeggen?
Na de dood is er altijd opstanding. Aan het einde is er een licht dat de wereld verlicht. Jezus overwint het lijden. Blijf sterk, zonder angst, ondanks de moeilijkheden, de vervolging, want Christus wint altijd. Hij helpt ons, Hij geeft ons de kracht om elke moeilijkheid in ons leven te overwinnen. Ga door met moed, met gebed en met liefde, want met Christus kun je elke moeilijkheid overwinnen.
En heeft u tot slot een boodschap voor de weldoeners van Kerk in Nood?
Ik wil alle weldoeners van Kerk in Nood uit de grond van mijn hart bedanken. In naam van de Albanese Kerk en als vicevoorzitter van de bisschoppenconferentie dank ik u voor alles wat u doet voor Albanië en voor zoveel andere landen. Uw hulp is een groot teken van hoop voor hen die dat het meest nodig hebben.
Moge de Heer iedereen zegenen die zijn hand uitstrekt naar de allerarmsten en hen overvloedig belonen voor hun vrijgevigheid voor de Kerk en de meest behoeftigen in de wereld. Duizendmaal dank voor uw steun. Ik dank u met heel mijn hart!
Na eeuwen van verbod rijst de kleine katholieke gemeenschap van Estland op uit de as. Op 26 september 2024 richtte paus Franciscus het eerste bisdom in het land op. In een interview met Kerk in Nood (ACN) geeft bisschop Jourdan een beeld van de situatie voor katholieken in het land.
Het nieuwe bisdom wordt geleid door bisschop Philippe Jourdan, apostolisch administrator sinds 2005. Hij kwam in 1996 vanuit Frankrijk en verwierf vervolgens de Estse nationaliteit.
Op 1 november 2024, tijdens een toespraak tot de katholieke Kerk van Estland, feliciteerde paus Franciscus haar als voorbeeld van geloof: “In de honderd jaar sinds haar oprichting, heeft de eerste apostolische administratie ondanks tientallen jaren van lijden, bezetting en onderdrukking een bewonderenswaardige erfenis van geloof en naastenliefde nagelaten die de huidige generatie van priesters, religieuzen en lekengelovigen zal voeden.”
Wat is de religieuze situatie in Estland?
Estland is nog steeds een van de meest seculiere landen in Europa. Ongeveer één op de vier mensen zegt gelovig te zijn en de rest zegt geen religieuze overtuiging te hebben. Maar in werkelijkheid geloven veel mensen zonder echt te weten waarin. Interessant is dat, terwijl in de rest van Europa het secularisme toeneemt, dit percentage in Estland de afgelopen 25 jaar vrij stabiel is gebleven.
Waarom zijn er zo weinig katholieken in Estland?
De kerk verdween uit Estland in de 16e eeuw, ten tijde van de lutherse hervorming. Tweeënhalve eeuw lang was het katholicisme verboden en pas in de 19e eeuw dook het weer op. Daarna maakte het land echter 50 jaar Sovjetoverheersing mee. Mede daarom heeft Estland een unieke geschiedenis als scharnier tussen twee werelden die het Katholicisme verwierpen.
Verandert de situatie?
Ja, de katholieke gemeenschap blijft groeien. In 1970 waren we met minder dan tien, nu zijn we met tussen de 7.000 en 10.000. We hebben altijd doopaanvragen gehad, maar de laatste twee of drie jaar zijn de catechumenen steeds jonger. Het lijdt geen twijfel dat de jongeren van nu, sinds Covid en de oorlog in Oekraïne, meer existentiële vragen stellen. Sommigen zijn ook tot het besef gekomen dat het post-Sovjetideaal erg consumentistisch is, wat ze, hoewel begrijpelijk na een periode van grote armoede, niet bevredigend vinden.
Wie vormen tegenwoordig de katholieke gemeenschap in Estland?
De helft bestaat uit “etnische” Estlandse katholieken, ofwel bekeerlingen of kinderen van bekeerlingen, terwijl de andere helft Russischtalig is (30% van de bevolking van Estland is momenteel Russischtalig), deels afkomstig uit Wit-Rusland of Oekraïne, en ofwel van de Latijnse ofwel van de Oosterse ritus. Bovendien hebben we sinds vier of vijf jaar immigranten uit verschillende delen van de wereld.
Waarom werd het eerste bisdom nu opgericht?
Een eeuw geleden, in 1924, creëerde paus Pius XI een apostolisch bestuur. Het was een tijdelijke oplossing, totdat de Kerk groter en gestructureerder werd. Natuurlijk vertraagde 50 jaar Sovjetregime deze groei, maar nu konden we de Kerk in dit land eindelijk een officiële structuur geven. Op dit moment hebben we één bisdom met tien provincies (acht van de Latijnse ritus en twee van de Oosterse ritus) en 15 priesters van verschillende nationaliteiten. Dit is het hoogtepunt van een lange weg waar iedereen erg blij mee is.
Hoe heeft de Lutherse Kerk het nieuws ontvangen?
Met grote vreugde! De oprichting van dit bisdom werd zeer goed ontvangen en kreeg veel aandacht in de lokale pers. De oecumene heeft de laatste jaren veel vooruitgang geboekt, omdat katholieken en protestanten erin geslaagd zijn hun verdeeldheid te overwinnen. Bovendien delen we dezelfde zorgen over sociale kwesties, de oorlog in Oekraïne, enzovoort.
Hoe is het om de leiding te hebben als bisschop van dit nieuwe bisdom?
Natuurlijk is het mijn wens dat we verder groeien, volwassen worden en ons organiseren. Maar bovenal moeten we onze grootste kracht behouden, namelijk het gebed. Soms voelen we ons klein en machteloos, maar de Heer laat ons niet in de steek: we zijn altijd gevoed door de Goddelijke Voorzienigheid. Daarom moeten we onvermoeibaar doorgaan met onze missie om roepingen te bevorderen en voorbodes van hoop te zijn voor iedereen om ons heen.
Foto: Bisdom Tallin
Dankzij donateurs van Kerk in Nood (ACN) kan pastoor Yadgar hulp bieden aan de Chaldeeuwse katholieken in Georgië. Zij hebben door de jaren heen veel geleden vanwege hun katholieke geloof, dat ze moesten verbergen voor de autoriteiten.
“Niemand sprak over God,” zegt Ilona Bilianova, terwijl ze zich herinnert hoe ze opgroeide in de USSR. Ze werd geboren in Tbilisi, Georgië, maar bracht als dochter van een legerofficier, een groot deel van haar jeugd door in verschillende Sovjetrepublieken. Ze vertelt dat ze pas voor het eerst over Jezus leerde tijdens haar studie aan de universiteit in Moskou. “We bestudeerden de 'Matthäus Passion' van J.S. Bach. Om deze muziek te begrijpen, moet je weten wat de Kruisiging en de Opstanding zijn.”
Ilona bleef afstandelijk ten opzichte van het christendom, totdat ze zich realiseerde dat de band van haar familie met het geloof dichterbij was dan ze dacht. “Toen mijn oma stierf, kwam er een priester bij ons op bezoek. Toen zong en bad mijn hele familie met hem.” Ilona vroeg haar familie in welke taal ze zongen, en ze ontdekte dat de familie Chaldeeuwse katholieken waren, een oud Semitisch christelijk volk afkomstig uit het Midden-Oosten.
De Chaldeeuwen in Georgië
Er zijn niet veel Chaldeeuwen in de wereld. “Misschien zelfs minder dan een miljoen,” gelooft pater Benny Beth Yadgar, de pastoor van de Assyrisch - Chaldeeuwse Katholieke Missie in Georgië. Omdat ze vervolgd werden vanwege hun christelijk geloof in hun thuisland in Irak, Iran, Syrië en Turkije, zochten veel Chaldeeërs in de 19e en het begin van de 20e eeuw hun toevlucht in Georgië.
Ook pater Benny moest zijn geboorteland Iran ontvluchten om niet opgeroepen te worden om te vechten in de oorlog tussen Iran en Irak. Hij ging naar Italië en werd later in de Verenigde Staten tot Chaldeeuwse katholieke priester gewijd. “Nadat ik tot priester was gewijd, werd mij verteld dat er Chaldeeuwen in Georgië wonen,” legt hij uit. “Zo kwam hij in 1995 in Georgië aan, waar ik sindsdien ben gebleven.”
De situatie in Georgië was voor de Chaldeeuwen daar heel anders dan in andere delen van de wereld. Sommigen, zoals Ilona, waren ook los van hun culturele wortels opgegroeid. Velen zijn bijvoorbeeld erg trots op hun Chaldeeuwse taal, een dialect van het Aramees. Zoals Yulia Abramova, die vertelt dat Chaldeeuwse kinderen op school en op de universiteit met trots tegen anderen zeggen: “Weet je, wij lezen in de taal van Jezus Christus zelf.” Ilona heeft echter nooit Aramees geleerd toen ze opgroeide.
Toen pater Benny in Georgië aankwam, realiseerde hij zich dat de Chaldeeërs in het land een plek nodig hadden om samen te komen als middelpunt van hun gemeenschap. “Dus besloot ik dat we een kerk voor hen moesten bouwen,” legt de priester uit.
Cultureel centrum
Pater Benny stond voor enkele uitdagingen bij de bouw van een nieuwe Chaldeeuwse kerk in Tbilisi. De orthodoxe meerderheid in Georgië is niet erg meegaand met de katholieke minderheid. “Tot op de dag van vandaag moeten onze kinderen, als ze met een orthodox persoon willen trouwen, opnieuw gedoopt worden. Ook wilde de Orthodoxe Kerk niet dat wij een kerk bouwden,” zegt pater Benny. Daarom zei pater Benny dat hij een cultureel centrum aan het bouwen was. Toen hem werd gevraagd waarom hij een kerk had gebouwd in plaats van een cultureel centrum, zei hij: “Het christendom is onze cultuur. Buiten het christendom hebben we geen andere cultuur.”
Het centrum van de kerk bevat inderdaad veel klaslokalen en kantoren. Yulia geeft bijvoorbeeld Aramees aan de kinderen van de kerk en is betrokken bij veel verschillende projecten, zoals een naaiproject om jonge vrouwen op te leiden voor een baan. Ook Ilona werd leider van het koor. Door dit alles is Ilona meer verbonden geraakt met haar geloof en culturele achtergrond. De kerk en het centrum werden zelfs bezocht door paus Franciscus tijdens zijn reis naar Georgië in 2016.
“Ze zijn als martelaren”
Tbilisi is het belangrijkste centrum van Chaldeeuwen in Georgië, maar er wonen ook Chaldeeuwen elders in het land. Dit is het geval in Gardabani, ongeveer 40 km van Tbilisi, waar ongeveer 400 Chaldeeuwse katholieken wonen. Velen stammen af van Chaldeeërs die de vervolging in Turkije ontvluchtten en zich in Azerbeidzjan vestigden. In de jaren 1930 werden ze naar Siberië gedeporteerd, maar na de dood van Stalin mochten ze naar huis terugkeren. “Maar ze wilden naar een christelijk land en daarom werden ze naar dit gebied in Georgië verdreven.” Het land in het gebied rond Gardabani was erg onvruchtbaar en de Chaldeeuwen hadden moeite om te overleven. “Hoeveel zijn er gestorven om hun geloof te redden?” vraagt pater Benny zich af. “Het zijn net martelaren.”
Armoede
De leefomstandigheden voor de Chaldeeuwen in Gardabani zijn nog steeds erg moeilijk. “Vaak wordt de elektriciteit afgesloten. Ze wonen allemaal samen in één kamer in armoedige of vervallen huizen. De armsten onder de armen,” vertelt pater Benny aan Kerk in Nood (ACN). Voor velen was het onmogelijk om naar de kerk in Tbilisi te reizen. In plaats daarvan werd de Mis opgedragen in het huis van een parochiaan. Vanwege deze armoede wilde pater Benny ook een Assyrisch-Chaldeeuws religieus-cultureel centrum, inclusief een kerk, in Gardabani bouwen. Met de steun van Kerk in Nood (ACN) werd het centrum ingewijd en geopend op 10 juli 2023.
Tienduizenden jongeren namen deel aan verschillende initiatieven van Kerk in Nood (ACN) tijdens de Wereldjongerendag in Lissabon (WJD). De pontificale hulporganisatie zorgde ervoor dat vervolgde christenen van over de hele wereld niet werden vergeten en herinnerde de aanwezigen aan deze broeders en zusters die zo vaak ware helden van het geloof zijn.
Tentoonstellingen, conferenties, documentaires, oproepen tot gebed en delingen. Dit waren enkele van de vele voorstellen die Kerk in Nood (ACN) had voor de honderdduizenden jongeren die Lissabon omtoverden tot de hoofdstad van de katholieke wereld tijdens de WJD. De initiatieven werden zeer goed ontvangen door de pelgrims. Populair waren vooral de stand in de Stad van Vreugde en de tentoonstelling in de kloostergang van het oude Graça Klooster. Daar werd de realiteit van de vervolgde Kerk vertaald in persoonlijke getuigenissen van mensen uit verschillende landen die een voorbeeld zijn van trouw aan Christus. Ook de tentoonstelling van religieuze artefacten die door ISIS waren beschadigd in de jaren dat de terreurbeweging grote delen van Syrië en Irak controleerde, die werd gehouden in de Martelarenbasiliek in Chiado, kreeg dagelijks duizenden bezoekers.
“We mogen niet vergeten...”
Het belang van deze tentoonstellingen werd benadrukt door de directeur van het Portugese kantoor van Kerk in Nood tijdens een briefing met journalisten, op zaterdagochtend. “Ondanks het feit dat we een moment van vreugde, geloof en delen beleven, mogen we de plaatsen waar de Kerk vervolgd wordt niet vergeten”, zei Catarina Martins de Bettencourt. Ze benadrukte ook de betrokkenheid van Kerk in Nood bij christelijke gemeenschappen die het moeilijk hebben. Zo herinnerde ze journalisten eraan dat in landen als Libanon en Syrië jonge christenen niet in staat waren om WJD in Lissabon bij te wonen, en daarom parallelle evenementen hielden. “Er zijn veel jonge mensen in de wereld die hier niet bij konden zijn, en die wij steunen”, aldus Bettencourt.
Het voorrecht van solidariteit
Ook aanwezig bij de briefing was Joaquin Javaloyes, een Spaanse vrijwilliger van Kerk in Nood. De jongeman benadrukte hoe belangrijk het is om solidair te zijn met vervolgde gemeenschappen. “Het is een voorrecht om in contact te zijn met mensen die leven in landen waar geen godsdienstvrijheid is of waar christenen grote moeilijkheden ondervinden. De getuigenissen van onze broeders en zusters zijn vergelijkbaar met bladzijden uit de evangeliën. God spreekt heel duidelijk tot me op het gebied van samenwerking, hij roept me tot liefde, tot het kruis en tot opstanding. Hij vervult me met jeugd, vreugde, moed en zorg”, aldus de jonge vrijwilliger.
Bioscoop en getuigenissen
In de bioscoop van São Jorge in Lissabon zagen honderden pelgrims documentaires van Kerk in Nood, gevolgd door korte conferenties. Joseph Fadelle uit Irak sprak over de moeilijkheden die hij tegenkwam toen hij zich tot het Christendom bekeerde. Geboren en getogen in een sjiitische moslimfamilie, werd hij gearresteerd en gemarteld in Iraakse gevangenissen nadat hij tot Christus was gekomen. Later wist hij met zijn vrouw en twee kinderen naar Jordanië te ontsnappen, waar een oom en een van zijn eigen broers hem probeerden te vermoorden, terwijl de hoogste religieuze autoriteit een fatwa tegen hem uitvaardigde. De honderden jonge katholieke pelgrims die de conferentiezaal afgeladen hadden, kregen ook de gelegenheid om Rafi Ghattas, een jonge Palestijnse Christen, te horen vertellen hoe het is om te leven in het Heilige Land, het land van Jezus, waar Christenen momenteel minder dan 1% van de bevolking uitmaken.
Cabo Delgado aanwezig
Via Kerk in Nood was ook bisschop António Juliasse van Pemba, Mozambique op de WJD te horen over het conflict in Cabo Delgado. Ook al wordt er in de pers niet meer over gesproken, de oorlog veroorzaakt daar nog steeds onnoemelijk veel leed onder jonge Mozambikanen. De bisschop deed via Kerk in Nood een oproep aan de jongeren in Lissabon om de situatie aan de kaak te stellen en hun solidariteit te betuigen met de bevolking van Mozambique. “Beste jongeren, WJD-pelgrims. In Cabo Delgado woedt een oorlog waar de wereld niet over spreekt. We hebben al ongeveer een miljoen binnenlandse ontheemden geteld en ongeveer vijfduizend doden.” Een jong meisje uit Cabo Delgado deelde ook haar getuigenis met de wereld tijdens de wake op zaterdagavond. Ze vertelde de paus hoe zij en haar familie de rimboe in moesten vluchten toen terroristen hun dorp twee keer aanvielen.
Kerk in Nood creëerde ook een virtuele kapel tijdens de WJD en nodigde jongeren uit om te bidden en een kaars aan te steken ter nagedachtenis aan al diegenen die over de hele wereld lijden voor hun geloof. Tijdens de WJD-week werden meer dan 1.600 kaarsen aangestoken.
"Ik vraag dat God het werk van Kerk in Nood wil zegenen."
Kerk in Nood
Peperstraat 11-13
5211 KM 's Hertogenbosch
info@kerkinnood.nl
(073) 613 08 20
Telefoonnummer call centre (073) 220 40 94
NL27 ABNA 0503 0402 31
RSIN/ANBI 2865841; KVK 41080169
Contactformulier
Projectaanvragen
Privacybeleid
Stichting Kerk in Nood/Voorheen Oostpriesterhulp Nederland
COPYRIGHT © 2025 ACN NEDERLAND - KERK IN NOOD