Het afgelopen jaar is de godsdienstvrijheid wereldwijd opnieuw erop achteruit gegaan. Dat is vooral het gevolg van het groeiende aantal autoritaire regimes en maatregelen in naam van de bestrijding van de terreur. Dat verklaarde voorzitter Daniel Mark bij de voorstelling van het jaarlijkse rapport van de Amerikaanse Commissie voor Godsdienstvrijheid (USCIRF) van het ministerie van Buitenlandse Zaken in de VS. Toch benadrukt hij dat er ook vooruitgang merkbaar is: de godsdienstvrijheid is in de internationale politiek uitgegroeid tot een factor waarmee rekening wordt gehouden. Dat was 20 jaar geleden ondenkbaar.
Myanmar verdringt China en Iran
De top tien van landen waar de godsdienstvrijheid het sterkst wordt geschonden, wordt gevormd door Myanmar, China, Eritrea, Iran, Noord-Korea, Saudi-Arabië, Sudan, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan. Daarna volgen de Centraal-Afrikaanse Republiek, Nigeria, Pakistan, Rusland, Syrië en Vietnam. Deze landen verdienen onze bijzondere aandacht, aldus Daniel Mark.
Hat rapport vraagt om ook groepen die zich aan systematische, voortdurende en grove schendingen van de godsdienstvrijheid en de mensenrechten schuldig maken, niet uit het oog te verliezen. Naast Islamitische Staat (IS) in Irak en Syrië, gaat het vooral om de Taliban in Afghanistan en al-Shabaab in Somalië. Het rapport geeft aan de administratie van president Donald Trump nog de aanbeveling om bijzonder werk te maken van de vrijlating van gewetensgevangenen die omwille van hun godsdienstige overtuiging zijn opgesloten. Daarbij moet samengewerkt worden met internationale partners, voor wie de godsdienstvrijheid eveneens een factor van belang is voor de internationale politiek.
Bron: USCIRF/Kerknet
