door Engy Magdy
“Nadat de Mis was afgelopen, ging ik met mijn nicht en mijn moeder de kerk uit. Mijn moeder droeg een kruis om haar hals en alle drie droegen wij geen sluier. In armere buurten dragen Moslima’s vaak een sluier zodat ze te onderscheiden zijn van christelijke vrouwen. Toen we een zijstraat insloegen, zagen we iemand op een motor die in de richting van de kerk reed. De man crashte met zijn motor nadat hij in een diep gat in de weg gereden was. Mijn moeder rende naar hem toe om hem te helpen en hem gerust te stellen terwijl ze zei: ‘In de naam van Jezus Christus, bent u oké?’ Hij stond vlug op en in een oogwenk opende hij op ons het vuur met een automatisch wapen dat hij onder zijn trui vandaan haalde.”
“Zodra mijn nicht en ik het wapen zagen, verstopten we ons achter mamma die ons toeriep om weg te rennen. De terrorist schoot haar eerst in de arm terwijl ze bezig was om ons te beschermen; toen we wegrenden, viel zij op de grond en kon ze niet met ons ontsnappen. Toen hij zijn machinegeweer tevoorschijn haalde, was de afstand tussen ons en de terrorist nauwelijks een meter. Mijn nicht en ik renden een kleine supermarkt binnen waar de verkoopster ons verborg achter de koelkast; vanaf onze schuilplaats zagen we dat de aanvaller naar ons zocht. Toen hij ons niet zag, wendde hij zich weer naar mamma en vuurde hij meerdere schoten op haar af. Het gebeurde allemaal binnen een paar minuten.”
“Nadat de gewapende man verdwenen was, renden we naar mijn moeder toe. Er stonden nu een heleboel mensen maar ze weigerden allemaal om mijn moeder aan te raken, om haar om te draaien, hoewel ze zelfs nog leefde. Ik bleef schreeuwen zodat iemand zou helpen, maar niemand deed het. Daarop wist ik mijn oom te bereiken, die direct kwam. Er kwam een ambulance aanrijden, maar de ambulancemedewerkers weigerden mama mee te nemen tot ze toestemming hadden van de veiligheidsfunctionarissen. Die maakten jacht op de terrorist en op een andere schutter die ook mensen voor de kerk had aangevallen.”
“Er ontstond een vuurgevecht en veel mensen sloegen op de vlucht. Mijn nicht, oom en ik bleven echter bij mijn moeder. Ze keek me aan en zei: ‘Wees niet bang, ik ben bij je. Luister naar je vader en zorg voor je zusje.’ Mijn moeder bleef zo een uur lang op straat liggen. Nadat het schieten ophield, ging ik terug naar de kerk om mijn jongere zusje Karen die acht jaar is, op te halen. Ze was in de kerk gebleven omdat de dienst voor de kinderen nog niet afgelopen was. Ik zag drie mensen die ik kende in plassen bloed voor de kerk op de grond liggen; ik wist dat ze vermoord waren. Tegen de tijd dat mamma in de ambulance werd gebracht, was ze overleden.”
“Tegenwoordig loop ik niet langer alleen op straat. Mijn vader gaat altijd overal met me mee. Ondanks de pijn in mijn hart – ik mis mijn moeder verschrikkelijk – ben ik gelukkig omdat zij een martelares is. Ik ben niet langer bang voor de terroristen. Ik was bij haar op de tijd van de aanslag en werd zelfs niet verwond: het was Gods wil om haar speciaal uit te kiezen om naar de hemel te gaan. Ik wil mijn land niet verlaten, maar ik wil zeker zoeken naar een kans om op een beter leven en om te studeren, vooral omdat onze financiële situatie niet goed is. Mijn vader is 35 jaar oud en werkt als chauffeur, maar hij heeft geen reguliere baan. Mijn moeder was de voornaamste bron van inkomsten voor ons gezin; zij was verpleegster in het Nier Centrum Caïro. Ik hoop nierspecialist te worden; dat was mijn moeders droom voor mij. ‘Wees niet bang! Ons leven is in Gods hand en we moeten trouw blijven aan ons leven.’ Dit is mijn boodschap aan alle vervolgde mensen in de hele wereld.”