Foto: Op 15 september zegende paus Franciscus nog een icoon van Maria, troosteres van de bedroefde Syriërs, van een Grieks-orthodoxe kunstenaar.
Assyrische Christenen zoals Simon, die in 2015 aan de bezetting door de Islamitische Staat ontsnapte en er niet voor koos om te emigreren, kijken nu angstig naar de opmars van Turkse troepen richting hun dorpen in het zuiden van de provincie Hasakeh. Ankara probeert nog steeds terrein te winnen, ondanks twee staakt-het-vuren die vorige maand werden overeengekomen om een einde te maken aan het offensief tegen de door Koerden gedomineerde regio.
Op de vlucht
Suad Simon (56) ontvluchtte haar dorp Tal Kefji dat niet ver is van gebieden die nog steeds worden getroffen door sporadische gevechten en zocht toevlucht bij een familielid in Tal Tamr in het zuiden. "Wij vrouwen zijn vertrokken omdat we bang waren voor de bombardementen," zei Simon, zittend in de hoek van een aarden huis waar ze kaarsen brandt voor haar man. "We willen gewoon vrede. Ik heb zoveel herinneringen achtergelaten … aan mijn man, mijn huis, mijn familie en buren." Haar man is lid geworden van de Khabur Guards, een kleine christelijke militie die in 2015 de verdediging van meer dan dertig Assyrische dorpen op zich nam, geholpen door de Koerdische Syrisch-Democratische strijdkrachten (SDF).
Turkse opmars
Ankara lanceerde op 9 oktober een grensoverschrijdende invasie van het door Koerden gecontroleerde gebied om de Peshmerga (YPG) terug te dringen, de ruggengraat van de SDF, die zij als een "terroristische" groep beschouwt. Met de operatie heeft het Turkse leger een strook bezet tot zo’n 120 kilometer van de grens. Ongeveer 150 burgers zijn gedood in de gevechten en er zijn volgens het Syrische observatorium voor mensenrechten nog eens 300.000 ontheemden. Ondanks twee wapenstilstanden hebben Turkse troepen en hun Syrische partners de controle over tientallen steden, waaronder enkele dorpen met een Assyrische meerderheid. "Er zijn Turkse bedreigingen om onze dorpen aan te vallen en velen vluchten," vertelde de 48-jarige Assyriër Aisho Nissan aan AFP in Tal Tamr. "Het lot van de regio blijft onzeker, we zijn bang voor onze kinderen en onze families." In Tal Tamr zijn auto’s en bussen vol met mensen en hun bezittingen te zien die in zuidelijke richting vertrekken. De meesten gaan richting de stad Hasakeh, waar honderden gezinnen die het geweld ontvluchtten, hun toevlucht hebben gezocht.
‘Oude vijand’
Op het hoofdkwartier van de Assyrische militie zei woordvoerder Nabil Warde dat de Turken "onze oude vijanden" zijn, verwijzend naar de massamoorden op Armeniërs en Assyrisch-Chaldeeërs in 1915-1918 binnen het Ottomaanse Rijk. "Het is de tweede keer dat we geconfronteerd worden met een offensief, de eerste keer door Daesh [IS] en dit keer door de Turken." De vruchtbare regio van Khabur werd in februari 2015 ingenomen door IS, die minstens 220 christelijke Assyriërs ontvoerde en ze later vrijliet in ruil voor losgeld. IS werd begin dit jaar door zijn Koerdische troepen uit dit laatste bolwerk verdreven door de Koerdische troepen.
‘Verbanning’
Ongeveer 20.000 mensen woonden in de 35 Assyrische dorpen in Khabur vóór de IS-invasie, maar er zijn er nu nog maar ongeveer 1.000 over volgens Warde. Van degenen die vertrokken zijn, zijn velen geëmigreerd naar de Verenigde Staten, Australië en Canada. Voor het begin van de oorlog in Syrië in 2011 maakten Assyriërs ongeveer 30.000 van de 1,2 miljoen christenen in Syrië uit.
In zijn dorp Tal Nasri staat de 50-jarige Sarkoun Selio, een van de weinige Assyriërs die er nog steeds wonen, vergezeld door twee militieleden in een kerk die door IS in 2015 werd verwoest. Alleen het stenen skelet van het gebouw staat nog. Het grote ijzeren kruis ligt in een hoek van de binnenplaats. Een van de militieleden pakte een gescheurde bladzijde van het evangelie, geschreven in het Assyrisch, van de grond. "In 2015 werden we aangevallen door de terroristen van Daesh," zei Nasri, bezorgd over wat meer geweld voor de gemeenschap zal betekenen. "We vrezen dat de laatsten van onze Assyrische mensen verbannen worden."
Bron: AINA, AFP