De Tweede Wereldoorlog was ten einde gekomen. Zoals de zegevierende mogendheden op de conferentie van Jalta en in het akkoord van Potsdam hadden afgesproken, werden vanaf 1945 veertien miljoen Duitsers uit de oostelijke provincies verdreven. In West-Duitsland leefde de meerderheid van deze ontheemden, waaronder zes miljoen katholieken, onder onmenselijke omstandigheden in bunkers of kampen. Het lijden van deze miljoenen ontheemden herinnerde pater Werenfried van Straaten, aan het verhaal van de Geboorte van Christus, toen er in de herberg geen plaats was voor de Heilige Familie omdat “hun volk” geen liefde had. In het artikel “Geen plaats in de herberg”, geschreven voor de kersteditie van 1947 van het tijdschrift van de abdij van Tongerlo in België, riep hij de bevolking van Vlaanderen, die nog steeds rouwde om familieleden die door de Duitsers waren vermoord, op om een gebaar van verzoening te maken. Het ongelooflijke gebeurde: de reactie op het artikel, waarin een beroep werd gedaan op het christelijk geweten om de vijanden en buren lief te hebben, was overweldigend. Een golf van vrijgevigheid ging door het Vlaamse volk heen.
In 1950, precies tien jaar na het hierboven beschreven bloedbad, kwam pater Van Straaten in Vinkt om daar te prediken. Er was alle reden om aan te nemen dat de wrok en de haat in de harten van het volk nog niet was overwonnen. De oudste van de slachtoffers was 89 jaar oud, de jongste 13. Bijna alle families hadden iemand verloren. Toen hij bij het parochiehuis aankwam, stak de plaatselijke priesterverontwaardigd zijn handen op en riep uit: “Het zal niet werken, pater, de mensen willen het niet. Ze zeggen: “Wat? Deze priester komt de Duitsers om hulp vragen? Voor die verachtelijke mensen die onze mannen en jongens hebben neergeschoten? Nooit! Geen enkele levende ziel zal komen om zijn toespraak te horen. Hij kan prediken aan lege stoelen, als hij daar zin in heeft. En hij moet zichzelf gelukkig prijzen dat hij een priester is. Anders zou hij een pak slaag krijgen! “Wat moest ik doen? Nadat ik het met de priester had besproken, besloot ik me voor te bereiden op de toespraak van die avond door de preek te houden in alle diensten die die zondag werden gehouden. En zo stond ik tot ieders verbazing de volgende ochtend een kwartier lang op de preekstoel te preken over de liefde. Het was de moeilijkste preek die ik in mijn hele leven heb gehouden. Maar het werkte”, herinnerde hij zich later.
“Mensen zijn beter dan we denken!”
“En toen ik na de heilige Mis het dankgebed had uitgesproken en de kerk helemaal leeg was – omdat de mensen zich schamen om te laten zien hoe goed ze werkelijk zijn! – kwam een vrouw verlegen naar voren. Ze zei niets, maar gaf me duizend francs en vertrok toen voordat ik haar iets kon vragen. Gelukkig zag de lokale priester, die net uit de sacristie was gekomen, haar vertrekken. Hij vertelde me dat ze een boerin was en dat haar man, haar zoon en haar broer in 1940 door de Duitsers waren vermoord. En zij was de eerste.Die avond was de vergaderzaal vol. Twee uur lang sprak ik over de wanhopige situatie van de rugzakpriesters en de troosteloosheid van hun gelovigen. Ik heb ze niet om spek, geld of kleding gesmeekt. Ik smeekte alleen om liefde en aan het eind van de avond vroeg ik of ze samen met mij wilden bidden voor hun lijdende broeders in Duitsland. Ze baden met tranen in hun ogen. En laat in de avond, om elf uur, toen het donker was en niemand hen zou herkennen, kwamen ze, de een na de ander, naar het parochiehuis om enveloppen met honderd francs, met vijfhonderd francs, met een begeleidende brief af te leveren. En de volgende ochtend vroeg, voordat ik vertrok, kwamen ze weer naar het parochiehuis (…) Ik kreeg zeventien enveloppen met geld. Ze maakten geld over naar mijn postgirorekening. Ze haalden spek op. Ze adopteerden een Duitse priester. Dat was Vinkt! Mensen zijn beter dan we denken!”
“Europa’s schip van staten”
Deze pater, stichter van Kerk in Nood, heeft erop gewezen dat vrede en verzoening nooit meer terug zouden keren in de wereld zolang haat in de harten van de mensen voortleeft. “We varen allemaal op een schip en dat schip heet Europa! […] Als dit schip gaat lekken, wordt al het andere irrelevant. En Europa’s schip van staten loopt vol water. We moeten nu allemaal de handen uit de mouwen steken en beginnen te pompen, anders gaan we allemaal ten onder, aan welke kant we ook staan. Noch de atoombom, noch het Marshallplan zal ons redden, alleen een echt christelijk leven. Alleen door liefde, het teken van een Christen, kan de orde worden hersteld.”