Een interview met Mevr. Claudette Habesch, Secretaris-Generaal van Caritas in Jeruzalem.
In het Heilig Land bevindt zich de grond waarop de Vredevorst heeft gelopen. Desondanks is deze vrede nog niet gekomen en blijft de gemeenschap van Palestijnen en Joden verdeeld door vreselijke verschillen…
Jawel, maar op de eerste plaats zou ik willen opmerken dat het echte probleem niet de kwestie tussen Palestijnen en Joden betreft. Het betreft Palestijnen en Israëliërs, en dat maakt voor ons heel wat uit. Ons probleem is geen religieus probleem. Het gaat niet om Palestijnen versus Joden. Het is een politiek probleem, het gaat over land en niet over religie.
U bent een Rooms-Katholieke Palestijnse en u was als kind vluchtelinge. Wilt u ons iets vertellen over uw verhaal?
Al op zeer jonge leeftijd moest ik vluchten. Ik verloor mijn thuis, mijn bed en mijn herinneringen. Mijn ouders brachten ons voor de veiligheid naar ons winterverblijf in Jericho… we zouden nooit terugkeren. Voor mij als kind was het probleem vooral dat ik niet kon begrijpen waarom ik niet terug naar huis kon, waarom ik mijn kleren en speelgoed kwijt was…
Heeft deze ervaring uit uw kindertijd bitterheid of boosheid veroorzaakt?
Nee, want ik ben grootgebracht in een gezin dat er voor zorgde dat wij als kinderen gelukkig waren. Ik heb grote bewondering voor mijn ouders. Ik denk niet eens aan bitterheid. Bovendien zorgden mijn ouders voor goed onderwijs. Maar toch wilde ik mijn ouderlijk huis heel graag terugzien. Ik hoop echt dat op een dag het recht zal zegevieren. Helaas duurt het al meer dan zestig jaar, en nog steeds is er geen recht geschied.
Dus u kunt vergeven, maar niet vergeten?
Precies! Ik vergeef wel, maar vergeten kan ik niet. Ik zeg dit zo omdat ik het niet wil vergeten. Ik ben ervan overtuigd dat ik een recht heb en dat het recht moet worden hersteld. God zij dank dat ik moeder ben. Mijn dochter woont ongeveer vier kilometer bij mij vandaan. Dat is in Jeruzalem, maar er is een bekende controlepost die we de Controlepost van Vernedering noemen, de Kalandia-controlepost. Om van haar huis naar mijn huis terug te gaan duurt soms wel drie uur. Maar als ik dan die jonge soldaten aankijk die de controleposten bemannen en je toeschreeuwen, dan zie ik hen en vergeef ik het ze omdat ik een moeder ben. En dan denk ik, mijn God, als overwinning dit betekent, laat mijn kinderen dan alstublieft niet winnen. Ik zou mijn kinderen niet willen zien in de plaats van die soldaten.
Is het altijd zo erg?
Jazeker. Bijvoorbeeld, als ik reis door de Ben-Gurion Tel Aviv Luchthaven "en ik vind dat veiligheid voor ons allemaal nodig is, voor zowel Israëliërs als Palestijnen ", dan gaan onze tassen omwille van de veiligheid door een röntgenapparaat. Dat vind ik prima, maar vervolgens word ik als Palestijnse automatisch gevraagd om naar een andere controlepost te gaan. Dat duurt één of twee uur en dan controleren ze echt elk ding dat je in je tassen hebt zitten. Nadat ze je tassen hebben gecontroleerd, dan nemen ze je mee naar een speciale kamer waar ze je vragen om je schoenen en je jas uit te doen. Zelfs dat kan ik nog begrijpen. Maar soms is de manier waarop ze je fouilleren niet correct… dan lijkt het wel alsof ze nog onder mijn huid een bom proberen te vinden. Bijvoorbeeld, draag je een broek met een rits, dan gaat het alarm af. Dus: "doe je broek uit". Soms vragen ze je om je helemaal uit te kleden. Weet u hoe vernederend dat is wanneer het gaat om een meisje dat de leeftijd heeft van je kinderen, of dat misschien nog jonger is?
Ik wil het kort hebben over de situatie van Christenen. Ik heb namelijk de indruk dat zij gevangen zitten tussen enerzijds de Joods-nationalistische partijen en anderzijds een toenemend fundamentalistische Islam. Bent u het eens met deze observatie?
Dat is een heel interessante vraagstelling. Waarom veronderstelt u dat Christenen worden gediscrimineerd, of dat ze worden vervolgd? U bent niet de eerste die me deze vraag stelt, veel journalisten doen hetzelfde. Ik ben een Palestijns-Christelijke Arabische vrouw. Dat is wie ik ben. En al wat de Palestijnse burgers overkomt, dat gebeurt mij ook. Er is geen verschil. Maar zie ik eruit alsof ik word vervolgd, alsof ik bang ben? Als ik bang zou zijn, dan zou ik hier toch niet met u zitten te praten. Feitelijk worden we niet vervolgd. We hebben genieten dezelfde rechten als iedereen, als alle andere Palestijnen.
Maar waarom verlaten dan zoveel mensen het land?
Dat klopt, er wordt geëmigreerd, en helaas door jonge mensen uit de middenstand van rond de leeftijd van 25 jaar. Christenen emigreren, evenals Moslims, maar omdat er hier van ons tegenwoordig niet meer zoveel zijn, valt het meer op wanneer we vertrekken. We laten een leegte achter.
Ik stel me zo voor dat jonge Christenen vertrekken omdat de toekomst voor hun kinderen nogal somber lijkt.
De toekomst lijkt enigszins somber voor alle Palestijnen, en we vragen ons af of de Internationale Gemeenschap eigenlijk wel geïnteresseerd is in het brengen van vrede naar dit land. Het is om die reden dat ze vertrekken, niet om andere redenen. Ik heb drie kinderen. Ze hebben alle drie in de Verenigde Staten gestudeerd, en ze zijn met lof afgestudeerd. Ze hadden het in de VS kunnen maken, maar ze kozen ervoor om terug te keren naar Jeruzalem. Het laat ze niet onverschillig. Ze geven om hun identiteit, en weet u, ze hadden in de VS kunnen blijven en dan was hun leven veel makkelijk geweest. Maar ik geloof dat het voor ons als Christenen van de Moederkerk een voorrecht is om in Jeruzalem te mogen wonen. Het is de mooiste stad van de wereld. Maar het is wel zwaar, en het vraagt veel verantwoordelijkheid. We willen niet dat Jeruzalem verwordt tot een museum. Om deze reden blijven we er.
Welke rol hebben Christenen te midden van de Joodse en Palestijnse gemeenschappen?
Christenen hebben inderdaad een rol. Als Palestijnse Christin maak ik deel uit van dit volk; ik geloof in verdraagzaamheid, in vergevingsgezindheid en ik hoop op verzoening. Om al deze redenen denk ik dat we een boodschap hebben. Het is onze rol om hoop te geven.
Heeft u uiteindelijk hoop op een betere toekomst?
Mijn geloof staat het me niet toe om te niet te hopen. Maar inderdaad, soms zie je mensen die alle hoop hebben verloren. Zij zijn wanhopig. Je kunt het aan ze zien, hun gezicht is erdoor getekend. Maar God zij dank heb ik de hoop nooit verloren, en daarom blijf ik. Daarom doe ik het werk dat ik doe "om diegenen te begeleiden die deze begeleiding nodig hebben. Door mijn geloof ben ik ervan overtuigd dat het mogelijk is. En vergeet niet dat dit het Land van de Vrede is. Hier begon het allemaal, de boodschap van de vrede. Jezus begon met het verkondigen van de vredesboodschap, maar ik weet ook dat Hij verdriet had om Jeruzalem.
De eerste tranen…
Inderdaad… weet u, onze Patriarch zei altijd: "Dit is de Kerk van Golgotha". Dat is waar, maar vergeet niet dat we de Kerk van de Verrijzenis zijn. We zijn de Kerk van de overwinning van het leven op de dood, van de hoop op de wanhoop. Dus we zullen zeker blijven, we zullen onze missie voortzetten. Vrede is mogelijk, maar we hebben het nodig dat u ons helpt, dat de Internationale Gemeenschap beseft dat we zonder anderen geen vrede kunnen hebben, en dat de Verenigde Naties de resoluties implementeren. We dienen respect te hebben voor de Verdragen van Genë¨ve, evenals voor het Internationaal Recht en voor Mensenrechten.
Zelfs Christus had Simon nodig om het kruis te dragen
Ja, en wij hebben u nodig, ieder van u. We hebben het nodig dat de Internationale Gemeenschap ingrijpt en deze twee volkeren helpt elkaar te erkennen en te respecteren. Want uiteindelijk is er geen overwinning voor de één en verlies voor de ander. Ofwel we winnen gezamenlijk, Israëliërs en Palestijnen, ofwel we verliezen allemaal.
Mevr. Claudette Habesch werd geïnterviewd door Mark Riedemann voor het wekelijkse tv- en radioprogramma Where God Weeps (Bron en foto: Catholic Radio & Television Network i.s.m. Kerk in Nood).