Pater Andrzej Halemba, het hoofd van de projecten in het Midden-Oosten van de katholieke hulporganisatie Kerk in Nood, is recent uit Syrië teruggekeerd. In een interview met Kerk in Nood brengt hij verslag uit over de toestand op dit ogenblik in dit door oorlog geteisterde land.
Hoe is de toestand op dit ogenblik in Syrië?
Tegenwoordig houdt iedereen in Syrië de adem in, want de situatie is hoopgevend, maar anderzijds worden we geconfronteerd met een humanitaire catastrofe van immense omvang. De mensen hebben weer wat hoop gekregen en ze zijn dankbaar voor het beetje vrede dat ze nu weer kennen, maar die vrede is natuurlijk verre van volledig. In Damascus, bijvoorbeeld, was het in de twee dagen dat ik daar op bezoek was rustig, maar zondag vonden er in de buitenwijken al opnieuw acht explosies plaats. Daesh, Al Nusra en andere aanhangers van Al Qaeda willen de toestand ontwrichten en het bewijs leveren dat Syrië geen vrede zal kennen zonder dat zij bij de initiatieven worden betrokken.
In de afgelopen vijf jaar is Syrië ingrijpend veranderd: het rijke land, waar vrede heerste en dat het economisch bijzonder goed deed, werd in korte tijd totaal verwoest.
Hoe heeft de oorlog het leven van de mensen in Syrië veranderd?
De Syrische bevolking is afgenomen van ooit 24,5 miljoen naar amper iets meer dan 17 miljoen op dit moment. Bijna 6 miljoen mensen bevinden zich nu buiten het land. In de buurlanden wonen er tegenwoordig meer dan 4,8 miljoen Syriërs en 13,5 miljoen mensen hebben humanitaire hulp nodig in het land zelf. Vele regio’s zijn uitermate moeilijk bereikbaar. Bovendien zijn levensmiddelen immens duur. In het door de regering gecontroleerde gebied is de prijs van rijst sinds 2010 met nagenoeg 250 % gestegen, maar in de streken waarover de rebellen de controle hebben, is dit zeer belangrijke levensmiddel maar liefst 28 maal duurder geworden! U kunt zich voorstellen hoe ellendig het leven is wanneer de prijs van basisvoeding dergelijke astronomische proporties heeft aangenomen. Meer dan 57 % van de mensen vinden geen werk. Ze zijn volledig afhankelijk van bedelen en van humanitaire hulp. Ongeveer 4,6 miljoen Syriërs wonen in moeilijk toegankelijke regio’s.
Iedereen heeft schrik voor een mogelijke opdeling van het land en voor een verdere verlenging van het conflict door nieuwe factoren als de interventies van het Turkse leger dat op Syrisch grondgebied tegen zogenaamde rebellen en tegen de Koerden strijdt. De toestand is uitermate complex, maar voor het eerst in vele maanden is er een sprankeltje hoop.
Welke ervaringen hebben u tijdens uw reis naar Syrië bijzonder geschokt?
Ik zou vooral het zicht van de ruïnes in en rond Damascus willen vermelden. Het is een zo mooie stad en de inwoners weigeren om in wanhoop te vervallen. Ze proberen ondanks de talloze problemen een zo normaal mogelijk leven te leiden. Het landschap rondom de stad ziet er echter verschrikkelijk uit. Op onze weg naar Homs moesten wij via binnenwegen gaan, omdat de hoofdweg door sluipschutters wordt bedreigd. De straten zijn smerig, de mensen zijn armoedig gekleed, de prijzen zijn torenhoog en op alle niveaus heerst er wantrouwen. Vooral het toenemende aantal controlepunten eist zijn tol van de mensen, die ons vertelden: “Wij bevinden ons constant in gevaar, omdat er overal soldaten zijn die elke auto en elke persoon controleren.” De permanente druk en de aanhoudende bombardementen zijn bijzonder vermoeiend voor de mensen en in het bijzonder ook voor de politiediensten.
In Homs kwamen wij op een plaats voorbij waar Al Nusra enkele dagen voordien een aanslag had gepleegd. De terroristen reden met een auto naar het stadscentrum en brachten aan een controlepost een bom tot ontploffing. Daarbij kwamen naast zes soldaten ook de aanslagplegers om het leven. Door die terreuraanslagen zijn de mensen diep getraumatiseerd. “We zijn nooit veilig”, zeggen ze. Door dat permanente gevaar zijn ze totaal afgemat.
De toestand van de gezinnen is dramatisch, aangezien ze niet meer in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Ofwel zijn ze werkloos, ofwel worden ze zwaar onderbetaald. 6,5 miljoen ontheemden moeten een ruimte huren om te wonen, maar de huurprijzen zijn enorm hoog. Zonder inkomen bevinden ze zich in een bijzonder hachelijke situatie.
De jongeren hebben schrik dat ze door het leger of door de rebellen zullen worden ingelijfd om te gaan vechten. Voor hen is de dreiging het grootst, dus vluchten ze weg. Dat verklaart ook het grote aandeel jongeren en jonge volwassenen onder de vluchtelingen in Europa.
Waren er eigenlijk nog situaties die u als mooi hebt ervaren?
Het is voor ons altijd een zeer emotioneel ogenblik wanneer de mensen ons zeggen: “We weten niet hoe we u kunnen bedanken” of wanneer ze zonder iets te zeggen in tranen uitbarsten, omdat er hen niemand anders helpt op de manier die ze nodig hebben. Ze zijn zo dankbaar. Die hulp is echter meer dan alleen maar materieel. We geven hen zoveel meer, namelijk kracht door het gebaar van de solidariteit die zij ervaren. In Marmarita zei men mij: “Pater, het is zo belangrijk voor ons te voelen dat men ons niet vergeten is.”
Kerk in Nood is in Syrië een van de grootste schenkers van humanitaire noodhulp, vooral aan christenen. Volgens de analyses heeft de hulporganisatie minstens 195.000 christenen en mensen van een ander geloof geholpen. De hulp wordt gegeven in de vorm van levensmiddelen, stroom, gas, geneesmiddelen, studiebeurzen, enzovoort. In 2015 konden niet minder dan 17 soorten hulp aan het Syrische volk worden onderscheiden.
Ik vraag de Syriërs altijd om voor de schenkers en hun gezinnen te bidden. De mensen antwoordden ons dan: “We bidden elke dag voor hen”. En dat doen ze ook echt. Velen van hen hebben een rozenkrans bij zich. Ze bidden niet alleen samen in de kerk, maar ook wanneer ze alleen zijn. Het gebed vormt hier een brug waarlangs een uitwisseling van naastenliefde plaatsvindt.
Hebt u een bijzonder opmerkelijk verhaal over één van uw projectpartners dat u ons wil vertellen?
In Damascus ontmoette ik een lerares. Ze reisde tweemaal naar het buitenland, één keer naar de Verenigde Staten en een andere keer naar Europa. Ze zegt: “Ik kan daar niet wonen, ik moet naar Syrië terugkeren en de kinderen in de scholen helpen. Hier wil ik oud worden en hier wil ik sterven.” Die vrouw houdt van haar land, ondanks alle problemen en ondanks alle verleidingen om elders een gemakkelijker leven te leiden.
Ik denk ook terug aan twee jonge mensen uit de Vallei der Christenen. Ze hebben een uitstekende opleiding genoten en spreken schitterend Engels. Met hun diploma’s zouden ze gemakkelijk werk kunnen vinden in het Westen. Hun ouders wonen in de Verenigde Staten en bellen elke dag om hen ervan te overtuigen hen achterna te reizen, maar ze weigeren en zeggen: “Wij moeten de anderen helpen. Hier zijn er zoveel mensen die ons nodig hebben.” Als vrijwilligers helpen ze honderden gezinnen, een dergelijke houding is zonder meer indrukwekkend.
Sinds het begin van de oorlog in Syrië in 2011 ondersteunt Kerk in Nood humanitaire noodhulpprojecten met een bedrag van meer dan 13 miljoen euro en biedt ze in het land ook pastorale hulp aan. Samen met u willen wij een helpende hand zijn voor alle mensen in nood om zorg te dragen voor de toekomst van de arme, lijdende en vervolgde Kerk.