Verslag Avond van de Martelaren Amsterdam

dinsdag, 27 maart 2018
Nieuws
Op vrijdag 23 maart herdachten we in de St. Nicolaasbasiliek in Amsterdam de martelaren van 2017.
vlcsnap-2018-03-27-10h56m06s594

Voor de zevende keer werden in de St. Nicolaasbasiliek in Amsterdam de martelaren van het voorgaande jaar herdacht. Ruim tweehonderd gelovigen verzamelden zich samen met emeritus-kardinaal Simonis, nuntius Cavalli, de bisschoppen Punt en Woorts en een tiental priesters om de Heilige Mis te vieren en de kruisweg te bidden.

Radio Maria
Luister hier naar de regsitratie van de avond door Radio Maria.

 

Hieronder de homilie van mgr. H.W. Woorts:

Enige tijd geleden, broeders en zusters, heeft de directeur van Kerk in Nood
mij gevraagd om tijdens deze Eucharistie de homilie te houden.
Direct heb ik ‘ja’ gezegd, want alles wat kan bijdragen aan de ondersteuning
van deze Avond van de Martelaren wil ik van harte doen.
Tegelijk voel ik mij er enigszins verlegen mee.

Waarom? … Omdat ik geboren ben en altijd geleefd heb in een land
waar vrijheid is en bescherming van grondrechten,
in het bijzonder van godsdienstvrijheid,
omdat ik niet uit eigen ervaring onderdrukking of vervolging ken,
laat staan dat ik voor mijn leven hoef te vrezen omdat ik christen ben,
omdat ik bij Jezus en Zijn Kerk hoor.
Ja, in ons land zijn we als Kerk een minderheid geworden,
kan ons christen-zijn onder druk staan,
tot nota bene in opvangcentra van vluchtelingen aan toe,
maar … onderdrukking, vervolging zoals veel van onze medechristenen
hebben meegemaakt of nu meemaken in heel wat landen elders,
neen, dat ken ik zelf niet.
Daarom dus ‘enigszins verlegen’ om te preken op deze Avond van de
Martelaren.

Eén keer echter, broeders en zusters, heb ik van nabij die druk en die angst
meegemaakt omdat je als christen wilt leven en kunnen spreken
overeenkomstig het evangelie, omdat je de Heer wilt navolgen.
Eén keer en dat nota bene in één van de meest katholieke landen ter wereld!
Het was tijdens mijn priesteropleiding zo’n 30 jaar geleden. Ik was voor een
exposure enkele weken op de Filipijnen, samen met een andere
priesterstudent.

We waren op het eiland Negros, waar een groot deel van het land niet
gebruikt mocht worden door de bevolking. Het land en de macht waren in
handen van enkele families van grootgrondbezitters en hun legers.
De armen hadden niets, mochten niets. Wie daartegen protesteerde kon
onthoofd teruggevonden worden. Foto’s maakten ons dat duidelijk.

Een jonge Filipijnse priester, Fr. Gregorio, kwam echter voor de armen op.
Hij preekte tegen het onrecht en verzamelde voedsel voor de allerarmsten,
opdat zij minstens drie keer per week een maaltijd hadden.
Maar, de dag voordat wij bij hem kwamen, had Fr. Gregorio een anonieme
brief ontvangen die met bloedstrepen was ondertekend.
In die brief stond dat zijn dagen waren geteld.
Die avond en nacht kwamen parochianen naar de pastorie
om hun priester te beschermen.
Ze baden de rozenkrans en zongen liederen.
Fr. Gegrorio zei mij: “Net als Jezus, de Goede Herder, blijf ik bij mijn mensen,
ook al weet ik dat het mij de kop kan kosten. Ik zal niet vluchten.
Goede Vrijdag hoort bij ons priesterleven.”
Fr. Gegorio zei het met overtuiging, met vuur,
maar wel met angst in zijn stem en hij was zichtbaar gespannen.
Hij zou niet de eerste vermoorde priester zijn.
De pastorie werd die avond en nacht bespied, we konden het zien,
door handlangers van de grootgrondbezitters, de zogeheten ‘vigilantes’.

Omdat het voor ons niet veilig was, werden wij de volgende dag overgebracht
naar een andere parochie en pastorie: die van Fr. Victor.
Maar daar was hetzelfde aan de hand, zo niet beangstigender bleek later.
Die nacht omsingelden namelijk militairen met geweerschoten in de lucht en
blaffende honden de pastorie.
Vanaf hun jeeps schenen zij met grote zoeklichten op de houten pastorie.
Wij lagen op de grond, doodstil, het hart klopte in onze keel,
terwijl die militairen om het huis heenliepen. Mogelijk hadden ze gedronken.
In stilte hebben we intens gebeden: Heer, bescherm ons allen. Zeker ook de
vaders die nu de pastorie voor ons bewaken! Ik voelde mij schuldig, want als
hen wat zou overkomen! En ik dacht aan mijn ouders in Nederland.
Het zal toch niet dat zij bericht moeten krijgen dat …
Na een half uur gingen de militairen weer weg, goddank.

Door die ervaring, broeders en zusters, heb ik – ook al duurde het maar een half
uur – iets meegemaakt van wat het is als je overgeleverd bent
aan de machten van de duisternis, aan de grillen, de willekeur van anderen,
ten diepste van hen die niet accepteren dat het evangelie gepredikt en geleefd
wordt en dat onrecht aan de kaak gesteld wordt,
zoals Fr. Gregorio en Fr. Victor deden.
Zij waren bereid hun leven als offer te geven, in navolging van onze Heer Jezus,
onze Goede Herder, voor Zijn schapen, Zijn mensen.
Ze waren bereid ja, maar met de nodige angst.

Zulke angst heeft ook de profeet Jeremia gekend.
We hoorden over hem in de eerste lezing.
Zijn woorden en optreden stonden de machthebbers niet aan;
Paschur, hoofdopzichter van de tempel in Jeruzalem,
liet Jeremia gevangen nemen en hem stokslagen toedienen.
Jeremia is onzeker over zijn lot. Hij wordt door mensen in zijn omgeving
“ontzetting” genoemd.
Te midden van zijn angst en onzekerheid legt Jeremia zijn leven in de handen
van God. We horen hem zeggen:
“Ik heb mijn zaak in uw handen gelegd. Zing een lied voor de Heer uw God,
want Hij heeft het leven van de arme uit de macht van de boosdoeners gered.”

In het Evangelie, broeders en zusters, hoorden wij hoe onze Heer Jezus
steeds meer bedreigd wordt. Het net om Hem heen wordt steeds nauwer.
Hij is in Jeruzalem en de machthebbers van zijn eigen Joodse volk staan Hem
naar het leven, vanwege – in hun ogen – de godslastering die Hij spreekt en
omdat veel Joden in Hem gingen geloven.

Direct voorafgaand aan de evangelielezing van vandaag
hoorden wij Jezus zeggen dat Hij en de Vader één zijn
en dat Hij ons – Zijn schapen – eeuwig leven zal geven
en dat niemand van ons ooit verloren zal gaan,
dat niemand ons kan wegrukken uit de hand van de Vader.
Want wat de Vader Jezus heeft toevertrouwd, zo zegt Hij,
gaat alles te boven.

Dat zijn troostrijke woorden, dat wij altijd in de hand van de Vader zijn.
Maar, … als we terugdenken aan die 21 Koptische medechristenen die op
het strand in Libië als beesten werden onthoofd,
als we denken aan de bomaanslagen in kerken met vele doden en
verwoestingen?! Als we denken aan de vluchtelingen die het niet gered
hebben, maar die op volle zee verdronken zijn?
Het kan ons doen afvragen: God waar bent U dan?!

Daar hebben wij geen pasklaar antwoord op, broeders en zusters,
waarom laat God – van wie Jezus zegt dat niemand iets aan Zijn hand kan
ontrukken – dit toe?
Maria had die pasklare antwoorden ook niet,
daar onder het kruis van haar Zoon.
Haar leven – al vroeg getekend door het lijden,
vluchteling als zij was met Jozef en het Kind –
kwam uit bij het lijden en het kruis van haar Zoon.
Zij die door smarten werd verteerd,
zij is zich door alles heen blijven vasthouden aan de God van Israël,
aan Hem die heeft beloofd: Ik zal er zijn. Dat is Mijn Naam.
En dat heeft haar een kracht gegeven waardoor zij zelfs onder het kruis
staande kon blijven.

Was het ook die kracht waardoor die 21 Koptische christenen
zo ogenschijnlijk rustig hun marteldood ondergingen,
de naam van Jezus ondertussen prevelend?
Is het die kracht die mensen, medechristenen, toch in kerken doet
samenkomen, ook al hangt er dreiging in de lucht?
Het is die kracht die ik bij onze medechristenen op de Filipijnen zag,
in het bijzonder bij Fr. Gregorio en Fr. Victor.

Maria, broeders en zusters, is ons voorgegaan,
in navolging van de profeten, in navolging bovenal van haar Zoon
en onze Heer Jezus, in het geloof dat God ons door alles heenleidt,
zoals eens het volk van Zijn eerste liefde: veertig jaar door de woestijn.
Voor veel van onze medechristenen is het nu woestijn.
En onder ons zijn er die die hitte dragen of hebben gedragen,
die ervoor gevlucht zijn,
met achterlaten van vader en moeder, van familie,
van huis en haard, van hun baan.
Hopelijk zal deze avond hier u en al onze vervolgde en verdrukte
medechristenen tot steun zijn.
Dat ons gebed voor hen mag bijdragen aan een vrije en veilige toekomst,
om als christen te kunnen leven,
om ons geloof te kunnen vieren en door te geven,
bovenal geborgen in Gods hand,
die hand waaraan niemand te ontrukken is,
omdat Jezus onze Herder is.
Amen.