Vasthouden aan hoop in Irak

dinsdag, 14 juli 2015
Nieuws
Op één plaats in Irak is het aantal Christenen in de afgelopen vijftien jaar verdrievoudigd, volgens aartsbisschop Warda van Erbil. Hij probeert het hoofd te bieden aan de toestroom van...

Op één plaats in Irak is het aantal Christenen in de afgelopen vijftien jaar verdrievoudigd, volgens aartsbisschop Warda van Erbil. Hij probeert het hoofd te bieden aan de toestroom van mensen die vervolging en onderdrukking ontvluchten.

De plaats is Ankawa, een voorstad van de Koerdische hoofdstad Erbil, waar het aantal Christenen van 8.500 in het midden van de jaren ’90 is gestegen tot 25.500 nu. Alleen al in het afgelopen jaar zijn er zo’n 1.500 gearriveerd. Velen van hen zijn op de vlucht geslagen na de aanslag van 31 oktober 2010 op de Syrtisch Katholieke kathedraal in Baghdad waarbij 58 mensen om het leven kwamen en meer dan 70 werden gewond. De Christenen die in Ankawa aankomen, zijn niet alleen gevlucht uit de hoofdstad Bahdad, maar uit heel Irak: Mosul in het noorden, Kirkuk in het noord-oosten en zelfs Basra, honderden kilometers ver weg in het uiterste zuiden van het land. Het vluchtelingenprobleem van Christenen in Irak en het bieden van hulp aan mensen die hun toevlucht in Ankawa zoeken, stelt ons voor een zware taak, zei aartsbisschop Bashar Warda van Erbil aan Kerk in Nood.

Hij voegde hieraan toe: ‘Vele Christenen, die in Ankawa aankomen, zijn straatarm. Zij hebben werk nodig, gezondheidszorg en onderdak. Volgens de aartsbisschop worden velen aangetrokken door de relatieve veiligheid van het Koerdische noorden en het betrekkelijk hoge percentage Christenen. Hulp is volgens de aartsbisschop hard nodig. Wij doen ons best, zei hij en wees op een Katholieke lagere school die vorige week voor het eerst haar deuren opende. Afgelopen januari kreeg aartsbisschop Warda de steun van de plaatselijke overheid voor de bouw van een ziekenhuis met 100 bedden en een universiteit. Maar volgens de aarsbisschop is er nog ontzettend veel werk te doen: ‘De mensen verwachten veel van de Kerk. Zij zijn onze geliefde broeders en zusters en het is onze taak hen te helpen, maar soms hebben wij het gevoel onder de druk te bezwijken.’

Volgens aartsbisschop Warda zien vele gevluchte Christenen Ankawa als een doorgangsplaats naar Turkije, Libanon en Jordanië. In de afgelopen tien jaar is het aantal Christenen in Irak dramatisch gedaald van 800.000 tot ongeveer 150.000. Velen zijn op de vlucht door aanhoudende moorden, ontvoeringen, verbaal en fysiek geweld, aanslagen op bedrijven en woningen van Christenen, kortom daden van godsdienstige onverdraagzaamheid. De aartsbisschop wees er met nadruk op dat de Kerk Christenen probeert te bewegen in het land te blijven: ‘Het is de wens van iedereen dat de mensen in ons land blijven. Al onze inspanningen en plannen zijn erop gericht de emigratie terug te dringen.’ De aartsbisschop, die zijn mensen omschreef als ‘zeer standvastig in hun geloof’, maakte geen geheim van de pastorale uitdagingen die hem worden gesteld door een gebrek aan kerken, priesters en catechisten. Hij zei hierover: ‘We hebben op het ogenblik maar drie kerken in Ankawa en omgeving. Soms zijn zij zo vol dat mensen buiten moeten staan.’ Hij heeft plannen voor de bouw van een nieuwe kerk. Aan Kerk in Nood sprak hij zijn dank uit voor het verlenen van hulp bij de pastorale zorg voor Christenen die naar Ankawa vluchten.

Kerk in Nood heeft onder andere hulp geboden aan priesters en geld gegeven voor Christelijk lesmateriaal zoals boeken en stencils en voor de bouw van kerken. Toen in de jaren 2004 tot 2007 de wijk Dora overspoeld werd door een golf van moorden en ontvoeringen van Christenen, bood Kerk in Nood hulp bij de evacuatie van seminaristen naar Ankawa, waar zij een tijdlang onder golfplaten onderdak vonden. Kerk in Nood heeft studiebeurzen verschaft aan priesters en voedselpakketten verstrekt aan gezinnen in het Koerdische noorden van Irak. De pakketten werden uitgedeeld door Zusters die in hun busje van dorp tot dorp rijden.

Aartsbisschop Warda dankte Kerk in Nood met de woorden: ‘God zij dank zijn er bewogen mensen die luisteren en onze mensen een warm hart toedragen. De weldoeners herinneren ons eraan dat we niet worden vergeten. Zij verdienen onze hartelijke dank voor het geweldige werk dat zij doen, met meedenken, bidden en praktische hulp die ons op liefdevolle wijze wordt verstrekt.’