Door Magdalena Wolnik (ACN/CRTN)
Het is al vijf jaar geleden dat Shahbaz Bhatti, de Pakistaanse minister voor minderheden en de eerste christen in een zo hoge positie in een federale regering van het moslimland, werd vermoord. Tot op vandaag is het nog niet duidelijk wie achter de moord zat, maar het is veel interessanter te achterhalen wie die man was en waarom hij moest sterven.
Shahbaz Bhatti werd geboren in 1968 in het christelijk dorpje Khuspur in Punjab in het overwegend islamitische Pakistan. “We studeerden aan een christelijke school, we woonden in een christelijk dorpje en we hadden hoegenaamd geen problemen, maar in de staatsschool waar de meerderheid van de leerlingen een ander geloof aanhingen, was hij verbaasd te zien hoeveel leerlingen een gereserveerde houding aannamen en zeiden dat het hen niet toegelaten was om samen met christenen te eten en dezelfde schotel of bestek te delen. Dat kwam hem allemaal zo vreemd over. Hij was daarover echt heel boos en hij beschouwde het als onmenselijk”, herinnert zich zijn broer Paul.
Met de tijd begon Shahbaz steeds duidelijker te begrijpen in welke moeilijke omstandigheden de 2% kleine christelijke minderheid in Pakistan leefde. Christenen zijn vaak arm, hebben geen toegang tot degelijk onderwijs, ze worden gediscrimineerd bij aanwervingen, ze worden dikwijls gedwongen zich tot de islam te bekeren, worden niet gelijk berecht en er hangt hen altijd de dreiging van de uiterst strenge blasfemiewetten boven het hoofd.
Trots op zijn wortels
Hoewel hij zelf stamde uit een redelijk welgesteld gezin en een goed opgeleide familie, bracht hij de meeste tijd door met ezeldrijvers, arbeiders uit de baksteenfabrieken of straatwerkers om naar hen te luisteren en ze te helpen in hun moeilijke materiële omstandigheden. In de middelbare school al probeerde hij anderen bij zijn initiatieven te betrekken en al vlug richtte hij het Christian Liberation Front (Christelijk bevrijdingsfront) op dat later uitgroeide tot de All Pakistan Minorities Alliance (APMA – De Pakistaanse Minderhedenalliantie). Deze organisatie ontfermde zich niet alleen over de christenen maar ook over hindoes, boeddhisten en over vertegenwoordigers van andere religieuze minderheden. Waar er ook iets gebeurde – geweld, verkrachtingen, overstromingen, een aardbeving – ze waren altijd ter plekke…
Hij kon ook veel moslims – die hij enorm respecteerde – onder zijn vrienden rekenen. Hij was ook heel trots op zijn Pakistaanse wortels. Hij geloofde echt in een Pakistan waarover Muhammad Ali Jinnah, de oprichter van het land, altijd sprak. Hij wou een land gebaseerd op de islam, dat tegelijk ook pluralistisch was, en waarin mensen van alle godsdiensten een thuis zouden kunnen vinden. “Hij was beslist een man met een droom, met een visie, waarin mensen met een verschillende geloofsachtergrond toch kunnen samenleven”, gelooft aartsbisschop Mgr. Joseph Coutts van Karachi.
Een man met een droom
Het dappere streven naar de verwezenlijking van deze droom leidde er eind 2008 toe dat hij benoemd werd als minister van minderheidszaken voor de partij van de vermoorde Benazir Bhutto. Op korte tijd slaagde hij erin een wet te laten goedkeuren dat de minderheden in het land vijf procent aanwezigheid garandeerde in publieke ambten, ook in het parlement. Zijn openlijke kritiek op het misbruik van de blasfemiewetten leidde tot een stijgend aantal bedreigingen tegen hem. Op 2 maart 2011 werd zijn wagen met een spervuur van kogels beschoten even buiten Islamabad waar hij woonde. Hij werd doorzeefd met 27 kogels.
Twee jaar voor zijn dood schreef Bhatti in een boek, dat later zijn geestelijk testament zou worden (Christiani in Pakistan. Nelle prove la speranza, Marcianum Press, Venezia 2008), “Mijn menselijk lichaam is gekwetst, maar het zijn geen lichamelijke kwetsuren, het zijn wonden van bezorgdheid, van verdriet voor de zorgen en de pijnen van de vervolgde christenen in Pakistan, voor de noden van de verdrukte christenen. Als één familie moeten we deze zorgen, dat verdriet en elkaars lijden delen.” Ik ben er diep van overtuigd dat deze woorden meer dan ooit betekenis blijven hebben, zo wel voor mezelf als voor allen.