De drie rechters van de Pakistaanse Hoge Raad hebben dinsdag het beroep verworpen om de vrijspraak van het 14-jarige meisje Rimsha Masih te beletten.
Een rechtbank in Islamabad verwierp op 20 november de beschuldiging van blasfemie. Rimsha werd beschuldigd van het verbranden van pagina’s uit de Koran. Dat gerucht leidde tot een ware volksopstand en Rimsha zat bijna drie weken gevangen.
De advocaten van de imam die de bewijzen tegen de minderjarige produceerde gingen in beroep tegen dat vonnis. De imam zou de verbrande Koranpagina’s in Rimsha’s tas hebben gestopt. Hij dreigt daarvoor nu zelf vervolgd te worden.
Ondanks de vrijspraak leeft Rimsha met haar familie ondergedoken uit angst voor radicale moslims die het recht in eigen hand willen nemen.
Met het vonnis over de onontvankelijkheid van de klacht zijn alle juridische middelen om Rimsha voor godslastering te veroordelen uitgeput. Haar advocaat meldt dat de zaak nu daadwerkelijk is afgedaan.
