In Pakistan zijn beschuldigingen van heiligschennis tegen de profeet Mohammed of de Koran voor 95% ongegrond, zo hoorde de Katholieke hulporganisatie Kerk in Nood van een islamitische advocaat die om veiligheidsredenen anoniem wenst te blijven. In de meeste gevallen wordt de wet tegen heiligschennis misbruikt om op iemand wraak te nemen of om hem schade toe te brengen. Bijna alle beschuldiging worden uitgebracht tegen arme mensen die geen enkele sociale status hebben en zich dus niet kunnen verweren.
De beschuldigde met de aanklacht geconfronteerd zonder dat hij zich kan verdedigen, omdat niemand het voor hem durft op te nemen, want iedere getuige vreest voor zijn leven. "De beschuldigde komt helemaal alleen geboeid de rechtbank binnen, terwijl de aanklager verschijnt in gezelschap van tientallen gebaarde mannen die hem steunen", zo legt de advocaat uit. In het algemeen, worden alle ontlastende bewijzen bewaard voor de behandeling in hoger beroep. Niemand is in hoger beroep ooit veroordeeld. Maar voordat het zover is, heeft de aangeklaagde lange tijd in de gevangenis doorgebracht.
Vanwege overbelasting doet de politie in dit soort aangelegenheden geen passend onderzoek, zo stelt de advocaat met spijt vast. Volgens de wet dienen de bewijzen binnen twee weken te zijn geleverd. Als de bewijzen zijn schuld bevestigen, wordt de aangeklaagde opgesloten. Maar het leveren van bewijzen neemt vaak wel veertien maanden in beslag. Al die tijd blijft de beschuldigde in hechtenis. Wanneer het onderzoek "gehaast" wordt uitgevoerd, wil het zelfs gebeuren dat belangrijk bewijsmateriaal wordt vergeten.
De advocaat die al meerdere personen die van heiligschennis werden beschuldigd, heeft verdedigd, stelt dat hij het als zijn plicht ziet "onschuldige en machteloze mensen tegen onrecht te beschermen". In die gevallen vraagt hij geen enkel honorarium. Zelf is hij ook vaak bedreigd. Zijn gezin verkeert eveneens in gevaar. Toch blijft hij zijn beroep uitoefenen en komt hij "zijn belofte aan weerloze personen" na.
De zogenaamde wet tegen heiligschennis (de blasfemie-wet) is in Pakistan in 1986 uitgevaardigd. Zij legt een levenslange gevangenisstraf op aan personen die de Koran hebben ontheiligd en de doodstraf aan degenen die de profeet Mohammed hebben beledigd. Ieder jaar neemt de bisschoppelijke commissie "Recht en Vrede" van de Kerk in Pakistan die gevallen op in haar jaarrapport over de mensenrechten. Volgens deze bron zijn 38 personen onder wie 14 Christenen het afgelopen jaar beschuldigd van heiligschennis. Kerk in Nood steunt de activiteiten van de Commissie "Recht en Vrede" die onbemiddelde aangeklaagden ook bijstaat om rechtsbijstand te krijgen.
Bron: Kerk in Nood Foto: Kerk in Nood