Nabestaande aanslag Caïro: “Ik heb medelijden met de daders.”

donderdag, 31 december 2020
Persoonlijk verhaal
Tien jaar geleden werd op oudejaarsavond het leven van de toen 20 jaar oude Koptisch-Orthodoxe christen Kiro Khalil “op de kop gezet.” De uitdrukking doet geen recht aan hoe gruwelijk de ervaring was die de jongeman doormaakte. Bij de aanval, die uitdrukkelijk gericht was op christenen, kwamen drie van zijn naaste familieleden om. Zelfs na de aanval werd hij gediscrimineerd en met de dood bedreigd. Hij werd gedwongen zijn vaderland te verlaten en zijn toevlucht te zoeken in Duitsland. Florian Ripka, directeur van Kerk in Nood Duitsland, sprak met hem over de kracht van verzoening, liefde voor de vijanden en een geloof dat bestand is tegen vervolging.
20130416_006 Egypte Cairo aanslag oudejaarsnacht

Mijnheer Khalil, u heeft een aanval op een kerk overleefd. Wanneer was dit en wat gebeurde er?
Ik verloor mijn naaste familieleden tijdens de aanval op de kerk van St. Mark en St. Peter, Al-Qidissinekerk, in mijn geboortestad Alexandrië. Het gebeurde op oudejaarsavond 2010. We waren in de kerk om God te danken voor het jaar dat bijna afgelopen was. Toen we na middernacht vertrokken, ontplofte er een autobom tegenover de kerk. Vierentwintig mensen stierven en enkele honderden raakten gewond. Onder degenen die stierven waren mijn moeder, mijn zus en een van mijn tantes. Mijn andere zus, Marina, was zwaargewond en moest 33 keer geopereerd worden.

U verloor uw naaste familieleden. Hoe gaat u om met het verdriet en ook met de woede die u moet voelen tegen de aanvallers?
Sinds ik een kind was, ben ik het onderwerp van haat en discriminatie omdat ik Christen ben. Op school werd ik vaak verbaal lastiggevallen, alleen maar omdat mijn naam Kiro is, een traditionele christelijke naam. Mijn moeder leerde ons kinderen om van onze medemensen te houden, ongeacht wat ze ons hebben aangedaan. Het gebod “Heb uw naaste lief als uzelf” van Jezus heeft ze diep in ons geïmplanteerd. Na de aanval heeft het mij enorm geholpen om met mijn verdriet om te gaan.”

Uiteindelijk was uw geloof de reden waarom u en uw familie het slachtoffer werden van deze aanval. Heeft u ooit aan God getwijfeld?
Absoluut niet. Vierduizend mensen waren in de kerk bijeengekomen voor de nieuwjaarsdienst. Van deze mensen werden drie van mijn familieleden uitgekozen om martelaren te zijn. En ook al klinkt het vreemd: Ik zie het als een bijzonder talent om me zo te voelen in plaats van toe te geven aan de wanhoop of om te vragen: ‘Was God onrechtvaardig omdat Hij dit liet gebeuren?’

Het was niet mogelijk om de daders van de aanslag of hun helpers te identificeren. Wat vindt u van de moordenaars?
Ik heb medelijden met de daders. De extremisten leven onder extreme druk. Ze geloven dat ze geweld moeten plegen tegen mensen met een andere geloofsovertuiging om God te plezieren. Deze mensen hebben bloed aan hun handen. Hoe kan iemand leven met die last van schuld? Ik stel me voor dat zij net zo veel last hebben van de nawerking van deze aanval als ik.

U woont vandaag de dag in Duitsland. Heeft u het gevoel dat u hier de vrijheid heeft om uw geloof te leven? En wat zijn volgens u de uitdagingen waar de gelovigen hier voor staan?
In Duitsland is er veel vrijheid. Dit wordt vaak als vanzelfsprekend beschouwd. Er zijn momenten dat het hier lijkt alsof het geloof geleidelijk uitsterft. Vaak is het zo dat de kerk bijzonder levendig is op die plaatsen waar vervolging plaatsvindt. In Egypte sterven Christenen voor het recht om hun geloof te leven. Hier in Duitsland worden de kerken gesloten of omgebouwd tot musea. Dat maakt me verdrietig.