Een aartsbisschop uit Ghana heeft gewaarschuwd voor verstoring van de betrekkingen met Moslims in een land dat wordt beschouwd als een model voor godsdienstige verdraagzaamheid in Afrika.
Aartsbisschop Philip Naameh vreest dat Moslims de samenwerking tussen verschillende geloofsgemeenschappen bedreigen en problemen zullen creëren die rampzalig kunnen zijn voor zijn aartsbisdom Tamale in Noord-Ghana waar Moslims de overgrote meerderheid van de bevolking uitmaken. In een interview met de Katholieke hulporganisatie Kerk in Nood, wees de aartsbisschop op de komst van radicale Moslims uit het aangrenzende noorden van Nigeria dat het toneel is van hevige gewelddadigheden tegen Christenen. Hij zei hierover: "De vrees bestaat dat deze Moslims, die goed onderlegd zijn in de Koran, maar geen Engels spreken, niets willen weten van betrekkingen met andere religies. Hun invloed kan uiterst negatief voor ons zijn."
De aartsbisschop toonde zich in het bijzonder bezorgd om radicale Moslims die hun vorming in Iran, Irak en Saoedi-Arabië ontvangen en naar Ghana terugkeren met een onverdraagzame houding tegenover Christenen en anderen. "Deze mensen", zo zei hij, "komen uit het Midden-Oosten terug zonder een evenwichtige opleiding, maar met de boodschap dat wij [Christenen en anderen] minderwaardig zijn." Aartsbisschop Naameh gaf aan dat, ofschoon hij geen directe berichten had over de aanwezigheid van dergelijke extremisten in zijn bisdom, zij hun invloed in andere delen van dit West-Afrikaanse land al laten gelden.
Volgens de aartsbisschop waren de betrekkingen tussen met name Katholieken en Moslims uitstekend en staat de Christelijke sociale dienstverlening in bepaalde omstandigheden ook voor Moslims open. Hij voegde hieraan toe: "de Islam is in Ghana altijd bijzonder tolerant geweest, maar hoe zich dit in de toekomst zal ontwikkelen, weten we niet. Mogelijk zal het niet zo positief blijven." De aartsbisschop beklemtoonde dat het ontwikkelen van "positieve" betrekkingen met Moslims sinds oudsher een centrale doelstelling van de Kerk in Ghana is geweest. Hij wees op de indruk die de Katholieken op de Moslim gemeenschappen maken met hulpprojecten zonder acht te slaan op de godsdienstige achtergrond van de doelgroepen "bijvoorbeeld het slaan van bronnen in gebieden met zowel een Moslim als een Christelijke meerderheid. Moslim gemeenschappen tonen zich ook erkentelijk voor de scholen die de Kerk in stand houdt, maar in meerderheid door Moslims worden bezocht. Met de aantekening dat Katholieken in zijn diocees nauwelijks twee procent van de totale bevolking uitmaken, zei hij verder: "algemeen wordt erkend dat de sociale invloed [van de Katholieke Kerk] veel groter is dan het aantal van haar gelovigen doet vermoeden."
De aartsbisschop sprak zijn dank uit aan Kerk in Nood voor haar hulp bij de opleiding van catechisten en bij andere projecten zoals sociale programma’s en huis-aan-huis bezoek. Naar zijn zeggen, is hij voor de ondersteuning van priesters in grote mate afhankelijk van Kerk in Nood en andere organisaties, aangezien het bisdom en de gelovigen zelf te arm zijn om te voorzien in het onderhoud van hun geestelijken. Hij voegde hieraan toe: "Ik zou graag mijn hartelijke dank aan Kerk in Nood uitspreken voor het geweldige werk dat zij met name op het Afrikaanse continent verricht. Ik ben nu zestien jaar bisschop en gedurende al die tijd heeft mijn diocees van Kerk in Nood hulp ontvangen voor de uitvoering van vele en uiteenlopende pastorale taken."