ACN. Königstein "3 april 2013- Het plunderen gaat altijd maar door, de doodsbange mensen vluchten niet, ze huilen en proberen wat hen nog overblijft te verdedigen. Rebellen, of mensen, vermomd als rebellen, bewapend met halfautomatische wapens, kunnen steeds maar weer inbreken in hun woningen en kunnen hen bestelen, schrijft de bisschop. De lijst van gestolen voorwerpen en fietsen en vooral uit huizen die aan de kerk en de congregatie toebehoren is eindeloos.
De Spiritijnen (Congregatie van de paters van de Heilige Geest) gingen ieder apart, van het ene huis naar het huis of zochten hun toevlucht bij vrienden nadat ze nachten achtereen wakker gemaakt werden met bijlen en hakmessen. Men heeft zelfs geprobeerd de zusters van de orde te ontvoeren. Het plunderen gebeurt op grote schaal. Zo beschrijft de Comboni missionaris de situatie van de afgelopen maanden in de Centraal Afrikaanse Republiek, een situatie die slechter werd toen de Séléka in Bangasso aankwamen.
Bisschop Aguirre vertelt verder: De Séléka zijn afkomstig uit Tsjaad of Soedan of het zijn jonge mannen die op het laatste moment geronseld werden om de troepen te versterken. Geen van beide groepen heeft interesse in het land zelf, ze zijn alleen geïnteresseerd in de buit.
Séléka betekent "eenheid" in de plaatselijke Sango taal. De groepen bestaan uit rebellen van Moslim origine. Ze hebben de macht gegrepen en op 24 maart, tijdens de dienst op Palm Zondag, zette ze president Bozizé in de hoofdstad Bangui af. Bisschop Aguirre was toevallig ter plaatse.
Hij beschrijft zijn ervaringen: "Terwijl we de H. Mis vierde begon om 7.55 uur de beschieting met zware artillerie en halfautomatische geweren. Het duurde drie uur lang.
Wij wonen vlak naast het presidentiele paleis, dus zaten we er midden in. Een Séléka groep bestaande uit groepen uit Tsjaad en Janjaweed (Soedan) drongen zwaarbewapend de kathedraal van Bangui binnen net tegen het einde van de H. Mis. De rebellen vuurden kogels af op het plafond. De mensen gingen op de grond liggen, op de palmbladeren. Ze moesten de sleutels van hun auto of motor afgeven. Het schieten hield aan totdat de laatste sleutel werd afgestaan. De kinderen schreeuwden het uit van angst".
De bisschop beschreef ook hoe hij de Goede Week doorbracht in zijn diocees Bangasso, ten oosten van de hoofdstad. In Rafai werden de drie dagen van kerkelijke vieringen druk bezocht. "De verrezen Heer overwint, maar hij laat de apostelen altijd zijn wonden zien". Ongeveer 20 gangsters, vermomd als Séléka, namen de stad en de missiepost in. Niemand raakte gewond. De Moslims uit de omgeving kwamen tussenbeide om de 20 straatrovers te verjagen. Te midden van de wanorde en het lijden zette de kerk zich in om bij de mensen te zijn.
In Tokoyo bleef geen enkele auto of motor over. Toch zijn er 40 gebedshuizen.
Pater Augustën uit Bakouma ging de 60 km te voet naar Zabe om er samen met een zuster van de orde Pasen te vieren. "Zolang er sterren zijn kunnen we te voet gaan, zelfs ‘s nachts". Voor de missiepost is de komst van de Islamitische militie een volgend hoofdstuk in de roerige geschiedenis van de vroegere Franse kolonie. Er woedde meer dan 20 jaar lang een burgeroorlog in een land dat op de tweede plaats staat van arme landen in de wereld.
De bisschop besluit zijn verslag met de woorden: "Als er geen hoop is, kunnen we alleen maar hopen dat er weer hoop komt". Sinds 2002 steunt Kerk in Nood 240 projecten in de Centraal Afrikaanse Republiek met 25 miljoen euro. De steun wordt gebruikt voor het levensonderhoud van priesters, om auto’s en motoren te kopen, voor pastoraal werk en voor bouwactiviteiten en onderwijstrainingen.
Andere hulp bestaat uit toelagen aan 15 mensen met een studiebeurs die hun postdoctorale studies in Europa voltooien.
Bron: Kerk in Nood
Bron foto: Libertad Digital, rechts is Bisschop Juan José Aguirre