De strijd van de Kerk tegen Ebola

dinsdag, 14 juli 2015
Nieuws
De Ebola-epidemie eiste in 2014 duizenden slachtoffers in West Afrika. Vanuit Guinea verspreidde het virus zich over aangrenzende landen als Sierra Leone en Liberia, waar het voornamelijk grote steden en de grensgebieden bedreigde. Het is te danken aan na
20150303_Sierra_Leone_2

De Ebola-epidemie eiste in 2014 duizenden slachtoffers in West Afrika. Vanuit Guinea verspreidde het virus zich over aangrenzende landen als Sierra Leone en Liberia, waar het voornamelijk grote steden en de grensgebieden bedreigde. Het is te danken aan nationale en internationale hulp dat het aantal nieuwe besmettingen nu terugloopt. Peter Konteh, priester in het aartsbisdom Freetown in Sierra Leone maakte de Ebola-crisis van heel nabij mee. In een gesprek met Kerk in Nood, dat een aantal hulpprogramma’s financiert, vertelt hij over zijn ervaringen.

Wanneer hoorde U voor het eerst over de verspreiding van het Ebola virus ?
Peter Konteh: Officieel werd de besmetting met Ebola in Sierra Leone voor het eerst in mei 2014 bevestigd. Het stak eerder de kop op in buurland Guinea. Een arts van hier ging erheen om iemand te onderzoeken en werd toen zelf besmet. Na haar terugkomst behandelde ze een aantal vrouwen hier, waardoor het virus zich heeft kunnen verspreiden. Noch onze gezondheidszorg, noch de verantwoordelijken bij de regering en de Kerk waren klaar voor wat toen volgde. De eerste twee, drie maanden hebben we ervaren als een overval.

Wat was Uw eerste reactie?
Peter Konteh: We zochten naar de juiste aanpak, omdat in het begin maar heel weinig bekend was over deze aandoening. We moesten leren hoe de bevolking in te lichten en hen bewust te maken van het probleem. Je moet weten dat 60% van de bevolking hier ongeletterd is. Iedere dag werden er berichten over de radio verspreid. We bedienden ons ook van megafoons om de mensen te informeren, bezochten markten en trokken door de dorpen. Het was niet eenvoudig om de burgerij te overtuigen. Omdat in het begin de doden werden begraven zonder de aanwezigheid van familie en vrienden, deed al snel het gerucht de ronde dat er opzettelijk werd gedood om organen te kunnen verkopen. Dit had tot gevolg dat het aan betrokkenen werd toegestaan om de begrafenis bij te wonen. Zowel leden van de christelijke als moslimgemeenschap werden erbij betrokken. Dat maakte de zaak een stuk eenvoudiger.

Hoe verliep de samenwerking tussen de verschillende religies?
Peter Konteh: De betrekkingen tussen de verschillende godsdiensten zijn normaal gesproken zeer goed. Deze eensgezindheid is een van de sterke kanten van ons land. Ongeveer 60% van de bevolking is Moslim, 30% is Christen en 10% hangt traditionele Afrikaanse religies aan. Ofschoon Katholieken in de minderheid zijn, staat de Kerk hoog aangeschreven, omdat veel inwoners van Sierra Leone op katholieke scholen gezeten hebben. Veel katholieke priesters zijn bekeerlingen en de ouders van 2 van onze bisschoppen zijn praktiserend Moslim.

Hoe bent U er tenslotte in geslaagd het virus in te perken?
Peter Konteh: Het werd al snel duidelijk dat dit virus om drastische maatregelen vroeg. We kregen veel steun van zowel internationale als lokale instanties. Een land dat slechts over 8 ambulances beschikte, heeft er nu 200. De internationale gemeenschap erkende de omvang van het gevaar. De uitnodigingen van het Senaat van de Verenigde Staten en van de Britse overheid om verslag uit te brengen over wat ik hier meemaak en om hen te informeren over het belang van geestelijke hulpverlening getuigen hiervan.

Wat bedoelt U precies met de rol, die geestelijke hulpverleners kunnen spelen?
Peter Konteh: Toen Ebola uitbrak dacht niemand aan geestelijke hulpverleners, maar later realiseerde de overheid zich dat meer dan 80% van de bevolking Moslim of Christen was. Wanneer iemand sterft, is geestelijke bijstand erg belangrijk. Niet alleen voor het leiden van een dienst, maar ook om met betrokkenen te praten en hen steun te geven. Geestelijken worden bij de zieken geroepen en gevraagd om te bidden voor genezing. Dat zijn belangrijke kanten van onze hulp. Dan zij er nog een groot aantal getraumatiseerde mensen die hulp zoeken en graag met een geestelijke willen praten over hun wanhoop. Geestelijken nemen daar notie van en begeleiden hen in hun moeilijke situatie en lijdensweg. In de strijd tegen Ebola spelen ze daarom zeer zeker een belangrijke rol.

Hoe zag iedere dag er, tijdens deze maanden van crisis, daadwerkelijk uit?
Peter Konteh: Als ik s’ morgens wakker werd en naar de achterkant van het huis keek, kon ik zien hoe de nieuw overledenen werden weggebracht om begraven te worden. Het waren er ongeveer 50 per dag. Als ik voor het raam aan de voorkant ging staan, keek ik uit op het Ebola-behandelcentrum. Op weg naar kantoor kwam ik dag na dag mensen tegen die die hulp zochten of stervende waren. Dat was niet eenvoudig. En dan was er ook de dringende aandacht voor alle wezen. Er zijn er in deze streek momenteel meer dan 800. In het hele land moeten er meer dan 8000 zijn. We zetten daarom momenteel 3 noodhulpcentra op, waar we de kinderen van het allernoodzakelijkste kunnen voorzien. We zijn op zoek naar eventuele familieleden van hen, maar veel kinderen hebben hun hele familie verloren. In het hele land zijn ongeveer 8000 mensen aan Ebola overleden.

Hoe is de situatie op dit moment?
Peter Konteh: Het is nog te vroeg om te juichen; zelfs nu het aantal nieuwe gevallen aanzienlijk daalt. Dankzij internationale hulp hebben we nu voldoende behandelcentra. Wij, dat wil zeggen 30 voltijds hulpverleners en ongeveer 120 vrijwilligers, zijn zeer erkentelijk voor deze steun. De overheid heeft nu aangekondigd dat op 31 maart de scholen weer open mogen gaan. Maar het zal nog wel een poos duren voor alles weer normaal functioneert. Het zakenleven en plattelandsleven zijn ernstig ontregelt. Daarom zal Sierra Leona nog meer hulp nodig hebben, ondanks dat we al veel hebben ontvangen. Het is op rekening van Ebola dat de medische diensten zeer sterk verbeterd zijn en we moeten er voor zorgen dat dit ook na de crisis zo blijft. We maken ons wel wat zorgen dat we wellicht snel vergeten worden als alle aandacht en camera’s van de journalisten verdwenen zijn. Ook waken we ervoor om te vroegtijdig te verklaren dat het gevaar voorbij is.

Wat was het meest wanhopige van wat U meemaakte?
Peter Konteh: Ik zal er twee noemen, die me nog steeds slapeloze nachten bezorgen. Een van onze taken was om bij het quarantaine-gebouw langs te gaan om er de mensen van voedsel te voorzien. Op een dag bevond zich daar een kind van rond de 2 jaar oud alleen tussen 4 dode lichamen. We meldden dat direct om een dokter in staat te stellen de zorg voor dat kind op zich te nemen. Maar toen we later terugkwamen was het kind al gestorven. Dit zit me nog heel erg dwars, omdat ik eerder had moeten ingrijpen. Ook verloor een van onze medewerksters haar hele familie; ouders, kinderen, ooms en tantes, neven en nichten; in totaal 27 personen. Wij hebben geprobeerd haar bij te staan in haar verdriet en haar gezegd dat ze ons nu haar familie mag noemen.

Kerk in Nood steunt momenteel voor € 160.000 aan initiatieven van bisdommen in Guinea, Liberia en Sierra Leone in de strijd tegen Ebola.

Foto’s: Ilona Budzbon/Kerk in Nood