CAR: Hoop voor een land op de rand van de afgrond

dinsdag, 14 juli 2015
Nieuws
Kerk in Nood is blij met de resolutie van de veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Christine Du Coudray, hoofd van de Afrikaanse afdeling van het internationale hoofdkantoor van Kerk in Nood, vertelt over de...

Kerk in Nood is blij met de resolutie van de veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Christine Du Coudray, hoofd van de Afrikaanse afdeling van het internationale hoofdkantoor van Kerk in Nood, vertelt over de dramatische situatie in de Centraal Afrikaanse Republiek.

Vraag: U bent blij met de resolutie van de veiligheidsraad van de Verenigde Naties die het pad effent voor een interventie in de Centraal Afrikaanse Republiek. Waarom?

Du Coudray: We zijn erg blij dat er eindelijk wat gebeurt. Alleen een snelle interventie door de internationale gemeenschap kan het land bevrijden van de terreur van de Séléka. Het is vijf vë³ë³r twaalf. Het land zinkt weg in een steeds grotere chaos en er is gevaar voor een opleving die de hele regio zou kunnen destabiliseren. Dit land heeft hulp nodig, niet alleen van hulporganisaties maar ook van de internationale gemeenschap. Deze resolutie van de V.N. is het eerste greintje hoop voor een land dat al maanden op de rand van de afgrond zweeft.

Vraag: Het lot van de Centraal Afrikaanse Republiek heeft over het algemeen niet de belangstelling van het grote publiek. Vanwaar deze onverschilligheid?

Du Coudray: De Centraal Afrikaanse Republiek is een vergeten land dat geen enkele rol speelt voor de machthebbers op het wereldtoneel. Veel mensen weten niet eens dat de Centraal Afrikaanse Republiek bestaat. Voor hen is "Centraal Afrika" de aanduiding voor een geografisch gebied ergens in het midden van Afrika. Daarom is, wat er in dit land gebeurt, weinig interessant voor de media. Dat is erg jammer.

Vraag: Op 13 september heeft President Djotodia de organisatie van de Séléka-rebellen, die hem in maart van dit jaar nog aan de macht hielpen, ontbonden. Hoe schat u de huidige situatie in?

Du Coudray: De situatie wordt steeds dramatischer. Marteling, plundering en moord op burgers blijven onverminderd doorgaan. Hele dorpen worden platgebrand en honderdduizenden worden gedwongen te vluchten. Onze waarnemers ter plaatse spreken van Apocalyptische taferelen. De voormalige rebellen kunnen ongestoord hun gang gaan. Zelfs de weg naar de hoofdstad Bangui is nog steeds in handen van de voormalige rebellen. Dit is werkelijk onbegrijpelijk, gegeven het feit dat ze officieel als organisatie, opgeheven werden. Hoe kan een staat mensen, die als bandieten gezien worden, de controle laten hebben over de belangrijkste toevoerweg naar de hoofdstad?

Vraag: Vorige week was er een triest incident op de uitvalsweg van de stad……

Du Coudray: Ja, op 3 oktober werd, bij een wegblokkade, de auto van pater Aurelio Gazzera, Karmeliet, bij het verlaten van de hoofdstad Bangui, beschoten door leden van de ontbonden Séléka. Aan de overkant van de straat stonden politieagenten, maar zij deden niets om de actie van de Séléka, die tenslotte toch als criminelen gezien worden, te verhinderen. De verantwoordelijke minister van veiligheid heeft niet zijn excuses gemaakt voor het incident. In tegendeel. Hij viel de slachtoffers aan en beschuldigde hen van uitlokking. Waarom verdedigt een minister van veiligheid boeven? In de loop van diezelfde dag werd de missionaris achtervolgd door auto’s met voormalige rebellen erin die probeerden hem de pas af te snijden. Er zijn aanwijzingen dat dit een poging tot ontvoering was. In het kort: De Séléka kan nog steeds, ongehinderd, problemen veroorzaken, niet alleen in ver afgelegen dorpen maar ook, midden overdag, in de hoofdstad van het land.

Vraag: Er werd gezegd dat de voormalige rebellen ontwapend zouden worden maar dat schijnt alleen op papier te gebeuren.

Du Coudray: Ja, dat is inderdaad het geval. In drie weken tijd zijn maar 123 wapens in beslag genomen. Dat is ronduit belachelijk. Er zijn 25.000 voormalige rebellen die het land terroriseren en de overheid doet niets om hen te stoppen.

Vraag: Wat verwacht u van de huidige regering?

Du Coudray: De regering moet eindelijk zijn verantwoordelijkheid nemen. De scholen zijn gesloten, lonen en salarissen worden niet betaald, de staatsinkomsten zijn in handen van de Séléka, de economie staat er belabberd voor en de spanning stijgt. Het openbare leven komt niet op gang en het land wordt nog steeds verwoest. Omdat niemand een eind wil maken aan het gedoe van de Séléka neemt de bevolking soms maatregelen om zichzelf te beschermen maar dat maakt de situatie alleen maar erger. De mensen zijn simpelweg wanhopig en weten niet wat ze moeten doen. Op wie kunnen zij een beroep doen voor hulp? De staat moet nu eindelijk eens zijn plicht doen. Zelfs in het verleden was het bijna altijd alleen de kerk die zich het lot van de bevolking aantrok.

Vraag: de chaos die in het land heerst wordt ook aangewakkerd van buitenaf. Welke krachten zijn daarbij betrokken?

Du Coudray: Een groot deel van de Séléka-rebellen komen uit de Soedan of uit Tsjaad. Velen spreken noch de landstaal, het Sango, noch Frans maar alleen maar Arabisch. Een deel van de ‘rebellen’ importeren nu het islamisme, dat er eerder niet was. Tot nu toe leefden moslims en christenen op de goede manier samen. Vaak werden vredesinitiatieven ontplooid door alle godsdienstige groeperingen die in het land voorkomen. De autochtone moslims willen niets te maken hebben met de Islamisten, zij zijn er zelf ook het slachtoffer van.

Vraag: Wat kunnen wij als christenen doen om onze broeders en zusters in de Centraal Afrikaanse Republiek te steunen?

Du Coudray: De mensen uit de Centraal Afrikaanse Republiek hebben dringend ons gebed nodig. De maand van de Rozenkrans biedt ons bij uitstek de mogelijkheid te bidden voor onze broeders en zusters in dit land dat al zo lang lijdt. Wij christenen hebben geen ander wapen dan ons gebed. Laten we de rozenkrans pakken en smeken om vrede en bescherming voor deze bevolking. Ondanks al het lijden, dood en wanhoop zijn er nu tekenen dat God het land niet vergeten is. De aartsbisschop van Bangui, Dieudonné Nzapalainga heeft onlangs zeven jonge mannen tot priester gewijd. Is dat niet fijn? In zijn preek op 29 september, zei hij: "Ons geloof in Jezus, de overwinnaar van het kwade, verlangt van ons dat we getuigen van de hoop die in ons leeft". Ook de kerk legt getuigenis af van die hoop op een einde aan de lijdensweg van het land. De hoop op wederopstanding, die de dood overwint.