Wanneer de Paus in november de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR) bezoekt, komt hij in een land dat tot voor kort in een heftige burgeroorlog was verwikkeld. Dankzij de aanwezige vredesmacht van de Verenigde Naties is de rust sinds september enigszins weergekeerd. De vrede is evenwel nog heel broos. Zou houden nog veel mensen wapens in huis verborgen. Tijdens een bezoek aan Kerk in Nood sprak aartsbisschop Dieudonné Nzapalainga over de huidige stand van zaken en het belang van het pausbezoek voor zijn door crisis geteisterde land.
Kerk in Nood: In november komt Paus Franciscus een bezoek brengen aan de Centraal Afrikaanse Republiek. Wat betekent dit voor u persoonlijk en voor de bevolking?
Aartsbisschop Nzapalainga: Voor mij persoonlijk is het pausbezoek een teken van God’s goedheid. Het geeft mij steun. Hij komt naar ons toe als een vader, juist op een moment dat we door een langdurige crisis zijn gegaan die diepe wonden heeft geslagen. Ik hoop van harte dat dit bezoek van de paus mensen in de Centraal Afrikaanse Republiek bemoedigt en nieuwe kracht zal geven. De kernboodschap van de paus zal vrede en verzoening bevatten. En dat is precies wat de mensen hier zo dringend nodig hebben.
Kerk in Nood: Sinds september 2014 bevinden zich 8000 man van de vredesmacht van de Verenigde Naties in de Centraal Afrikaanse Republiek. Heerst er daarmee weer vrede?
Aartsbisschop Nzapalainga: Nee, jammer genoeg niet. Maar zij zijn er wel in geslaagd een zekere mate van rust te brengen. Op dit moment zien we nog nauwelijks gewapende strijders door in de straten van de hoofdstad, Bangui. Soms vergelijk ik dit land met een zieke; de vredesmacht vervult de rol van een dokter die de zieke weer tot "herstellend" heeft beter gemaakt. Ik vrees wel dat het geweld zal oplaaien als de troepen ons land te snel verlaten. De terugtrekking van de vredestroepen, vooral uit de moslimwijken van Bangui, is voorzien voor 15 maart. Ik doe een beroep op de hele wereld om deze troepen nog langer te laten blijven in Bangui om de broze vrede in stand te houden.
Kerk in Nood: Wat is de dieperliggende oorzaak van alle onrust, die in 2012 oplaaide in de Centraal Afrikaanse Republiek?
Aartsbisschop Nzapalainga: Deze burgeroorlog is in feite een conflict tussen twee groepen opstandelingen: de Séléka en de Anti-Balaka. Beiden hebben zich schuldig gemaakt aan afschuwelijke misdaden. Ze hebben gemoord, verkracht en kerken en hele dorpen geplunderd. De Séléka rebellen zijn hoofdzakelijk huursoldaten afkomstig uit Tsjaad en Soedan, die noch Frans noch de taal van ons land, het Sango, spreken. De Anti-Balaka strijders worden gevormd door een soort volksbeweging, die ontstaan is als reactie op de aanvallen door de Séléka. Men spreekt geheel onterecht over een religieus conflict; dat is hier niet het geval. Op geen enkele manier is een leider van de moslim- of christengemeenschap betrokken bij de Séléka of Anti-Balaka.
Kerk in Nood: Wat voor rol spelen de kerken dan in het conflict ?
Aartsbisschop Nzapalainga: De leiders van zowel moslims als christenen zijn eensgezind. Enkele dagen na het uitbreken van de onlusten in 2012 deed ik samen met de leiders van de protestanten en de moslims in ons land een oproep tot vrede. Gezamenlijk deden wij enige voorstellen tot verzoening. Ook reisde ik samen met deze twee geestelijken naar Europa om steun te vragen voor ons land.
Kerk in Nood: Hoe ziet het dagelijkse leven voor de bevolking van de Centraal Afrikaanse Republiek er nu uit?
Aartsbisschop Nzapalainga: Je kunt het op geen enkele manier normaal noemen. Alleen al in Bangui verblijven nog rond de 30.000 mensen in vluchtelingen kampen; op het vliegveld; in katholieke kerken en in de belangrijkste moskee. Ongeveer 8000 mensen hebben veiligheid gezocht in het katholieke seminarie en nog eens 4000 in de abdij van de Karmelieten. Zij leven in behoeftige omstandigheden, zijn erg bevreesd en zwaar getraumatiseerd. Velen kunnen niet terug naar huis omdat hun woningen van de aardbodem zijn weggevaagd. Kinderen kunnen nog niet naar school en voor mannen en vrouwen is er geen werk.
Kerk in Nood: Oorspronkelijk waren er in de Centraal Afrikaanse Republiek verkiezingen beloofd voor februari 2015. Hoe staat uw land er politiek gezien nu voor? Wanneer verwacht u dar er nu verkiezingen kunnen worden gehouden?
Aartsbisschop Nzapalainga: Op dit moment is het niet mogelijk vrije verkiezingen te houden. De mensen zijn nog veel te angstig en er bestaat een wijdverspreid wantrouwen. Er moet voorrang worden gegeven aan het garanderen van veiligheid en het ontwapenen van de opstandelingen, daarna kunnen we aan verkiezingen denken. Ik heb al mijn hoop gevestigd op een forum in april waarvoor alle politici en vertegenwoordigers van diverse actiegroepen zijn uitgenodigd. Dat zou een uitgangspunt voor de vrede kunnen zijn.
Kerk in Nood: Samen met de andere katholieke bisschoppen in uw land heeft u een oproep gedaan tot verzoening en de bevolking gevraagd hun wapens nu direct in te leveren bij de parochiegeestelijken; is daar gevolg aan gegeven?
Aartsbisschop Nzapalainga: De dag na onze oproep werd er een mand vol wapens bij mij ingeleverd. Zolang er echter nog steeds mensen zijn die wapens in hun huizen verborgen houden, zal het niet mogelijk zijn de vicieuze cirkel van geweld te doorbreken. De oplossing voor het conflict ligt niet bij wapens maar bij onderhandelingen.
Kerk in Nood: Eerwaarde bisschop, u verleent steun aan degenen die heel erg geleden hebben. Tegelijkertijd bent u er ook voor mensen die deze misdaden hebben begaan. Hoe voelt u zich daarbij ?
Aartsbisschop Nzapalainga: Twee weken geleden heb ik twee aanvoerders van de Anti-Balaka in de gevangenis bezocht. Het betekent veel voor mij ook te luisteren naar mensen die misdaden hebben begaan. Tenslotte is God er voor alle mensen en daarom wil ik er ook voor iedereen zijn. God heeft een afkeer van de zonde maar bemint de zondaar. Met een van die twee aanvoerders heb ik een paar uur gesproken. Hij heeft zijn hart bij mij uitgestort en zei "Tot op heden heeft geen mens een woord tegen me willen zeggen."
Kerk in Nood: U bent getuige geweest van onnoemelijk veel ellende en moet soms toch wel bang zijn geweest voor u eigen leven. Hoe slaagt u erin om de hoop nooit op te geven?
Aartsbisschop Nzapalainga: Ik ben een Christen en als zodanig mag ik de hoop nooit verliezen. Ik vergelijk de hoop graag met een bril. Zonder de lenzen van de bril is alles duister, maar met de bril op kan ik dingen zien die anderen misschien niet zien. En ik wil deze hoop zo graag aan anderen doorgeven. Als bisschop ben ik de hoeder die verondersteld wordt de wacht te houden bij zijn kudde; het volk Gods. Dat behelst iedereen. Niet alleen Christenen.
Kerk in Nood: Onze hulporganisatie steunt momenteel verschillende projecten in uw land, waaraan heeft het nu de meeste behoefte?
Aartsbisschop Nzapalainga: Op de eerste plaats en het meest urgent is de hulp op geestelijk gebied. Laat alle mensen, waar ook ter wereld, voor ons bidden. Giften van Kerk in Nood, bijvoorbeeld een auto, een schoolgebouw of de financiële steun voor de opleiding van priesters dragen bij tot een beter besef van wie Christus eigenlijk is en brengen dus hoop. Op deze manier verandert onze duisternis langzamerhand in Licht.