Het rapport waarin de Angolese bisschoppen aandacht vragen voor de alarmerende groei van de armoede en een dramatische toename van levenskosten, is ontnuchterend. Het rapport bevestigt tegelijkertijd dat de economische en financiële crisis die op dit moment heerst in Angola niet enkel verklaard kan worden door de daling van de olieprijzen op de internationale markt, maar ook door “het gebrek aan ethische standaarden, wanbeheer van de staatsgelden en algemene corruptie” in het land.
Vriendjespolitiek
In een verklaring ter besluit van de meest recente vergadering van de bisschoppenconferentie van Angola en São Tomé op 9 maart gaan de bisschoppen verder in hun analyse. Ze verklaren dat de crisis die momenteel het land verlamt, mede veroorzaakt wordt door een “mentaliteit van vriendjespolitiek en nepotisme en een groeiende discriminatie, die het resultaat is van een toenemende partijgeest binnen de administratie, waarin oprechte verdienste en bekwaamheid opgeofferd worden.”
De oliecrisis – die de enorme kwetsbaarheid van de economische structuren van het land heeft blootgelegd – heeft de diepgewortelde sociale ongelijkheden die reeds bestonden in Angola verergerd. De bisschoppen zeggen dat daarnaast grote delen van de bevolking in grote armoede dreigen te belanden door de oliecrisis.
Terwijl de bisschoppen hun verbazing uitdrukken over deze situatie, wijzen ze ook op de grote prijsstijging van basisproducten en de verschrikkelijke gevolgen die deze stijgingen zullen hebben voor een groot deel van de bevolking. Opnieuw wijzen ze hier de politieke autoriteiten met de vinger: “het gebrek aan ethische standaarden bij het gebruik van overheidsmiddelen, de buitensporige uitgaven en de import van luxegoederen”, zijn voorbeelden van het gewetenloos gebruik van overheidsmiddelen.
Alarmerende armoedeniveau
Het tekort aan basisvoedsel wekt reeds tekenen van rebellie op bij sommige delen van de bevolking, die openlijk spreken over gevallen van honger en sociale onrust. Bijvoorbeeld in de provincie van Cunene – één van de ergst getroffen gebieden door droogte in de regio – is er een campagne gelanceerd door een groepje burgers om voedsel en water te verzamelen om uit te delen aan de bevolking. De campagne, genaamd ‘SOS Cunene’, probeert de vernielende effecten te verlichten van de droogte die heerst in de regio sinds 2011 en die nog verergerd zijn door de economische crisis die het resultaat is van de catastrofale daling van de petroleumprijzen.
De ‘alarmerende’ toename van de armoede in Angola die benadrukt werd in de meest recente vergadering van de Angolese bisschoppen, is slechts één van hun bezorgdheden. In het document wordt ook de regering beschuldigd van het aanmoedigen van “het achterhouden van salarissen” in de publieke en private sector. Dit in combinatie met de “duizelingwekkende stijging van prijzen” van basisproducten leidt enkel tot de toename “in verbazingwekkende mate” van de “kloof tussen de armen, die steeds armer worden, en het kleine aantal die de nationale rijkdommen voor zichzelf houden”.
“Wat we zien en horen”
De pastorale brief over de situatie in het land is getiteld “Wat we zien en horen”. Dit drukt de grote bezorgdheid van de bisschoppen uit over de “dramatische” groei van het sterftecijfer door “de verwaarlozing van publieke en preventieve gezondheidszorg”. Het document legt de nadruk op de tekorten van de fundamentele leefomstandigheden, die weerspiegeld worden in het gebrek aan “sanitair”, aan “publieke en private hygiëne, de distributie en voorraad van drinkwater” en de “ophoping van afval” die vooral in de stedelijke gebieden te zien is. Deze factoren worden in het document aangeduid als verontrustende tekenen van een land dat op instorten staat.
De bisschoppen roepen op tot een “bekering, een oprechte verandering in mentaliteit en gedrag” in een sfeer van dialoog, waarin verschillende sectoren van de samenleving een analyse kunnen maken en voorstellen kunnen doen en dat deze niet als een “aanslag op de instellingen” en op de overheid moeten worden beschouwd, maar wel als “goed-onderbouwde en constructieve kritiek” erop gericht om het gemeenschappelijk goed te verbeteren.
Rádio Ecclesia
De bisschoppen willen daarnaast ook nog de aandacht vestigen op “de verontrustende partijgeest betreffende de middelen van sociale communicatie die bij rechte ter beschikking zouden moeten zijn voor iedereen”. Ze onderlijnen de “discriminatie” van de Kerkelijke Rádio Ecclesia door de politieke autoriteiten – gehinderd in het vermeerderen van de zenders ondanks de constante opkomst van “nieuwe radiozenders” zonder enige informatie over de “legale basis” waarop deze besluiten gebaseerd zijn.
Beperkt tot de hoofdstad Luanda blijkt de Angolese katholieke radio het slachtoffer te zijn van een heimelijke censuur door de autoriteiten. Na de vergadering van de Bisschoppenconferentie, verklaarde de vicepresident, José Manuel Imbamba, in de Comunicação Social dat de juridische onmogelijkheid om de signalen van Rádio Ecclesia uit te breiden, enkel te wijten was aan het “gebrek aan politieke wil” van de regering in Luanda en dat de Kerk, hoewel deze “geen oppositiepartij” is, nooit zal “zwijgen ten aanzien van zware mensenrechtenschendingen”.
Angola: een land van tegenstellingen
De hoofdstad zelf is het uiterlijke toonbeeld van het land, met luxueuze herenhuizen, zwaarbewaakt, waarin mensen leven in een oase van luxe, terwijl rondom hen honderdduizenden mensen leven in musseques – ware sloppenwijken, in een omgeving van verwoesting zover als het oog reikt.
De oliecrisis heeft de situatie, die al onhoudbaar werd, alleen maar verergerd. In hun pastorale brief geven de bisschoppen een stem aan hen die anders onzichtbaar lijken binnen de Angolese samenleving, ondanks het feit dat zij het grote merendeel van de bevolking vormen. De plotse ineenstorting van de prijs van een olievat – de primaire bron van inkomsten voor de Angolese economie – heeft de enorme sociale, politieke en economische crisis blootgelegd waarmee Angola geconfronteerd wordt.
Zelfs al zou de prijs van ruwe olie stijgen in de volgende termijn – wat onwaarschijnlijk lijkt volgens de meeste analisten – moeten er vele dingen veranderen in dit Afrikaans land dat zijn onafhankelijkheid heeft verworven in 1975 en dat vanaf toen tot 2002 een verschrikkelijke burgeroorlog onderging, wat het leven heeft gekost aan bijna 2 miljoen mensen en heeft gezorgd voor 1,7 miljoen vluchtelingen en vele duizenden verminkten.
De crisis waarin het land zich bevindt vandaag en dewelke de openlijke kritiek van de Angolese Kerk verdiende, is ook een gevolg van de burgeroorlog, die zoals de bisschoppen het stellen, een “verbazingwekkende” groei heeft teweeggebracht in de “kloof tussen de armen, die steeds armer worden, en het kleine aantal rijken dat zicht de nationale rijkdommen heeft toegeëigend”.
Kerk in Nood heeft de Angolese Kerk ondersteund in de voorbije tien jaar met meer dan 4.2 miljoen euro, voor verschillende projecten. Grofweg 30% van deze projecten waren bedoeld om de basisinfrastructuur van de Kerk te ondersteunen, en het hen mogelijk te maken de mensen te dienen. Bijvoorbeeld kapellen – die vaak dienst doen als school in kleinere gemeenschappen – revalidatiecentra voor drugsverslaafden, de restauratie van Kerkelijke eigendommen en vestigingen die door de Marxisten in beslag waren genomen tijdens de burgeroorlog, vaak in bouwvallige staat. Een groot deel van de projecten bestonden uit transportmiddelen voor priesters en andere pastorale werkers ten dienste van de armen en de behoeftigen. Andere projecten draaiden rond religieuze vorming, en in het bijzonder rond de opleiding van pastorale werkers, priesters, religieuzen en catechisten om een leidende rol op te nemen binnen hun gemeenschap.