Christenen in Orissa, die de zwaarste vervolging van het recente verleden in India hebben moeten ondergaan, zijn volgens een nieuw rapport ook in 2011 het doelwit van aanslagen en discriminatie gebleven.
Drie jaar na de aanslagen op Christenen, die in augustus 2008 begonnen en waarbij 18.000 mensen werden gewond, 50.000 op de vlucht werden gejaagd en naar schatting 500 werden gedood terwijl 4.104 huizen in brand werden gestoken, ontving de hulporganisatie Kerk in Nood een rapport dat een gedetailleerd verslag bevat van aanhoudende discriminatie en geweld tegen Christenen in de Indiase deelstaat Orissa. Dit rapport, samengesteld door de Christelijke advocaat K.J. Markose, bevat een beschrijving van de moord op Christelijke geestelijken en tegenwerking bij de herbouw van huizen die tijdens het geweld werden verwoest.
Volgens Markose werd de dominee Miniketan Nayak in het dorp Midiakia-Kutipada in zuid-west Orissa, in de avond van 26 juli 2011 vermoord. Dominee Nayak gaf twee mannen een lift naar het dorp Dampadar. De dominee, die ‘s morgens op zijn motorfiets uit Midiakia-Kutipad was weggereden, kwam nooit thuis aan. De volgende morgen meldde het dorpshoofd van het dorp Rebingia Panchayat, aan de broers van dominee Nayak dat de dominee een ongeluk had gehad. De oudste broer van de dominee, zei hierover: "Zijn dode lichaam lag in een kuil, met in zijn hoofd een gapende wond onder zijn oor. Er was bloed uit de wond gesijpeld. Het lichaam vertoonde verder geen kwetsuren of verwondingen. Dit was zeker geen ongeval, het is moord."
Een ander geval dat Markose in zijn rapport optekende, betrof dominee Saula Pradhan, die in januari 2011 met twee Hindoe-vrienden zijn huis verliet en de volgende dag dood werd gevonden. Volgens de politie was hij in dronken staat door de kou overvallen en daaraan bezweken. Markose voegde hieraan toe: "De politie spant samen met de RSS (Rashtriya Swayamsevak Sangh, een Hindutva politieke partij) om de christelijke voormannen in Kadhamal uit de weg te ruimen." Hij gaf verder aan dat Manou Pradhan, een polticus in de deelstaat die veroordeeld was voor twee moordaanslagen tijdens de geweldsgolf van 2008 tegen Christenen, van zijn voorwaardelijke in-vrijheidstelling gebruik had gemaakt om de mensen op te ruien Christelijke leiders te doden.
De advocaat gaf ook een beschrijving van de wijze waarop in het district Sundargarh, in noordwest Orissa, het herstel en de wederopbouw van huizen van Christenen die zwaar waren beschadigd of vernield, werd tegengewerkt. In 2009, werden bij twee gelegenheden pogingen om materiaal voor de wederopbouw van beschadigde huizen in Bondamunda, Rourkela City, door Hinutva fantatici tegengehouden die opdracht gaven het zand naar de plaatselijk Hindoe-tempel te brengen. De tractor die het materiaal vervoerde, werd in beslag genomen en de eigenaren werden gedwongen een boete te betalen voordat het voertuig werd vrijgegeven.
Op 14 maart van dit jaar deed de gemeenschap opnieuw een poging om huizen te herstellen en twee ladingen zand werden zonder probleem afgeleverd. Maar de volgende dag, werd de chauffeur van de tractor door een groep raddraaiers aan de rand van het dorp tegengehouden. Hun aanvoerder, Birendra Pradhan, beschuldigde de chauffeur ervan zich niet te houden aan een verbod op het vervoer van bouwmaterialen naar Christenen, en dreigde dat zijn mensen de tractor pas zouden vrijgeven als de chauffeur een boete van 2.500 roepies zou betalen. Een rapport over dit incident werd aan de politie overhandigd.
Het rapport Persecuted and Forgotten van Kerk in Nood beschrijft meerdere voorbeelden van onderdrukking van Christenen in Orissa in 2010, waaronder een aanslag op Christenen door 250 Hindutva-extremisten in dorpen bij Malkangiri afgelopen november.